vrijdag 5 december 2008

Redekunst in blogs, maar vooral daarbuiten


Zolang ik de waarheid niet weet over elk van de dingen waarover ik spreek of schrijf, zolang ik niet in staat ben van elk ding de eigen definitie te geven, zolang ik, na het geven van de definitie, de dingen niet weet in te delen in soorten, en wel zo dat verdere onderverdeling onmogelijk is; zolang ik eveneens betreffende de natuur van de ziel niet datzelfde inzicht heb en zolang ik voor elke natuur niet de bijpassende soort rede weet te vinden, zolang ik mijn redevoering niet zo weet op te stellen en te ordenen dat ik aan een complexe ziel ook complexe, alle toonsoorten omvattende redevoeringen, of aan een enkelvoudige ziel enkelvoudige redevoeringen kan bezorgen: zolang dat alles niet gebeurd is, zal ik niet in staat zijn - althans niet in de mate waarin dat uit de aard der zaak mogelijk is - het oratorische genre kunstvaardig te beoefenen, noch in zijn didactisch, noch in zijn overredend aspect. (Socrates)

80% van de bloglezers is op dit moment al lang vanhier weggevlucht.
Wegens overtreding van blogregels:
- het voorwerp van de beschouwing staat achteraan en niet in het begin
- de tekst is negatief geformuleerd
- de zin(nen) bestaan uit meer dan 15 woorden
- het tekstblok is langer dan vijf regels vóór de witspatie
- er staat meer dan één ondergeschikte zin bij de hoofdzin (waar staat die eigenlijk? Hier wordt zeker niet het schema OPA gevolgd - Onderwerp, Persoonsvorm, Al de rest.)
- en waar is de concrete formulering?

Plato citeer je dus beter niet als je je een druk bezochte blog wenst. Of je gebruikt tenminste niet de vertaling van X. De Win (1) (IV [Phaedrus] p.76), waar een volzin gemakkelijk een halve bladzijde kan beslaan, zoals in het Griekse origineel (2). Ideaal gezien, vanuit blogoogpunt, moet het woord- en zinsgebruik op het onderwijsniveau van 12- tot 15-jarigen staan. (3)

En toch gaat bovenstaand citaat ook over goed spreken en schrijven, zowel naar vorm als naar inhoud een weerspiegeling van Plato's opvatting dat deze vaardigheid maar verworven wordt door moeizame inspanning, vooral dan op intellectueel gebied. Je moet de waarheid weten voordat je je mond opendoet. Bijzonder streng was Socrates/Plato in dit verband voor Gorgias, de grote redenaar, die hij voor de voeten wierp dat zijn redekunst een lege doos was, een vaardigheid zonder eigen inhoud en slechts een instrument van vleierij. Woordenkramerij op zoek naar effect, zoals ook de redenaar Tisias, die verklaarde dat de ware overredingskunst op waarschijnlijkheid berustte, en dat je met waarheid geen succes kon scoren (het gaat hier wel over rechtszaken).

[Zijn 'klassieke' voorbeeld: Een kleine dappere man geeft een grote laffe man een pak slaag. De grote sleept hem voor het gerecht, maar de kleine argumenteert: "Is het waarschijnlijk dat ik, klein als ik ben, zo'n kolossale kerel afgerost zou hebben?" en wint het pleit, want iedereen vindt dit onaannemelijk.]

Verrassend is wel dat Plato in de latere dialoog Phaedrus heel wat milder lijkt te staan ten opzichte van de redekunst. Vóór het volgend fragment (p.78) stuurt Socrates Phaedrus naar huis met een boodschap voor diens vriend Lysias. Waarop Phaedrus:

PHAEDR. Maar jij? Wat ga jij doen? Want jouw boezemvriend mogen we ook niet vergeten. SOCR. Wie is dat? PHAEDR. De mooie Isocrates! Wat zul je hem als boodschap brengen, Socrates? En welke naam zullen we hem geven? SOCR. Isocrates is nog jong, Phaedrus. Toch wil ik je wel vertellen welke toekomst ik voor hem voorspel. PHAEDR. En welke is dat? SOCR. Het wil mij voorkomen dat hij, wat zijn natuurlijke begaafdheden betreft, te goed is om hem naar de maatstaf van Lysias' literaire verdiensten te meten; daarbij lijkt hij me edeler van karakter. Het zou me dan ook volstrekt niet verwonderen, als hij met de jaren zo ging uitblinken in juist dat literaire genre waar hij zich nu op toelegt, dat al de anderen die zich ooit met literatuur hebben beziggehouden naast hem kinderen zullen lijken. En evenmin, als deze zaken hem later niet meer zouden bevredigen en als een meer goddelijke aandrang hem tot hogere dingen zou brengen. Want, mijn vriend, er schuilt van nature een zekere begeerte naar wijsheid in de geest van die man. Wel, dat is dan de boodschap die ik uit naam van de goden van deze plaats overbreng aan mijn geliefde Isocrates; en breng jij je boodschap naar Lysias, jouw geliefde.

De redenaar Isocrates wordt nu (inderdaad) beschouwd als de grootmeester in het genre. Hij is sober, beheerst en coherent in zijn teksten, en weet een gedachte op een oneindig genuanceerde manier onder woorden te brengen. Hij is de schepper van de mooie volzin, de 'periode'.(4) Een voorbeeld heb ik op het net gezet, het is een tekst die ik wel eens in de klas las (fragment van een lofrede op de Atheners die, als enigen, de Perzen het hoofd geboden hadden) - eigenlijk niet te doen, dacht ik - en die, tot mijn verbazing, op de waardering van de leerlingen kon rekenen, zoals dat ook bleek te zijn met dit soort periodes van Cicero. Ze zagen ze als een uitdaging voor hun taalkennis, voelden zich aangesproken op hun intelligentie en hun vindingrijkheid bij het vertalen, hadden kortom helemaal niet de reactie die veel huidige taaldidactici hebben bij dat oude Latijn en Grieks, dat 'onverstaanbaar geworden is door zijn geconstrueerdheid'. Hún aanbevelingen wijzen zoals gekend naar taalgebruik dat geschikt is voor 'communicatie': niet te lang, weinig onderschikking, enfin, genre blog. 'Schrijftaal' mag blijkbaar niet meer.

Plato en Isocrates vallen heus wel te vertalen volgens blognormen. Maar dan mis je de meerwaarde van die prachtige volzinnen. En je laat diezelfde rijkdom, waarvoor het Nederlands even goed uitgerust is, maar dan op zijn eigen manier, onherroepelijk verloren gaan.

------------
1 Plato, Verzameld werk, Xaveer De Win, herziene uitgave 1999, Pelckmans Agora
2 Een gedeeltelijke vertaling van de Phaedrus vindt u ook hier.
3 Op deze engelstalige site kun je het moeilijkheidsniveau van een blog meten :-)
4 Ook op Isocrates’ evenwichtige en gepolijste taal is er kritiek gekomen, cfr. de beroemde uitspraak van Norden : "Marmorglatt aber marmorkalt".
.

zondag 16 november 2008

Ancient Rome 3-D van Google Earth

Een bericht in InformationWeek van 12 november: vanaf nu kun je in Google Earth een virtuele 3-D-uitstap maken in het antieke Rome, gebaseerd op het Rome Reborn-model van het Institute for Advanced Technology in the Humanities.

Doe Google Earth open (na het geïnstalleerd te hebben), ga naar Layers, Gallery en kies Ancient Rome 3D. Met de muis op Rome gaan staan en uitvergroten (ofwel met het wieltje op de muis, of links dubbelklikken, en om te 'stoppen' één klik, enz. - het duurde even voor ik de handigheid te pakken had), totdat je een zodanige uitvergroting hebt dat er gele gebouwtjes op het scherm verschijnen. Die brengen je met een klik naar een tekst van Rome Reborn (met links naar meer documentatie). Geleidelijk verschijnen de 3-D-figuurtjes. De tijd van de dag kun je instellen (veranderlijke schaduwen en licht/donker effecten). Het is wat uitproberen.

En dat alles geprojecteerd boven het 'echte' Rome. Gratis en voor niks op je eigen bureau (afgezien waarschijnlijk van een paar cookies links en rechts). Voorlopig alleen in het Engels.

Enkele video-animaties van Rome Reborn geven nog een 'echter' beeld: Roman Forum, Basilica of Maxentius, Colosseum, City overview, en een indruk van het vernieuwde model Rome Reborn 2.
.

zaterdag 8 november 2008

Als runderen en paarden handen hadden...


De mentale parallax van mensen- en dierenwereld op de ludieke en humoristische website van Denis Rionnet met zijn Société protectrice des Humains uit mijn vorig bericht bracht me weer terug bij een tekst die ik las bij het onderdeel Griekse filosofie.


Het zijn hexameters van de presocratische filosoof Xenophanes van Colophon (6e/5e eeuw v.C.):

Stel dat runderen, paarden en leeuwen handen hadden en met die handen ook konden schilderen en net als de mensen werken konden voltooien, dan zouden de paarden paardachtige en de runderen op runderen gelijkende goddelijke gestalten schilderen of lichamen vervaardigen, in zo'n gestalte als ze ieder ook zelf hadden.

Een heerlijk ironische tekst, die de opvatting van veel presocratici verwoordt dat het antropomorfe-godengedoe van hun Griekse medeburgers niet van een grote intelligentie getuigde, want goden zijn niet zoals mensen. Terwijl je niets anders dan dat voorgeschoteld kreeg in de Griekse beeldende kunst en literatuur van die tijd en de daarop volgende eeuwen. Echte dwarsliggers, die presocratici.

Xenophanes, in zijn poëzie, doet trouwens ook wel aan deze beeldvorming mee, als hij ons het volgende tafereel voorschotelt,

schrijvende over de filosoof die de zielsverhuizing in zijn leer had - waarbij zielen duizenden jaren rondzwerven van lichaam naar lichaam, totdat zij, even, de lichaamloze zuiverheid verwerven - Pythagoras:

Ooit passeerde hij eens, toen men een hond aan het slaan was, zo vertellen ze, en hij kreeg medelijden en deed de volgende uitspraak: "Hou op, sla hem niet, want, voorwaar, het is de ziel van een vriend, die ik herkend heb nu ik hem hoor roepen".

Niet het voorstellen van een god als een mens, maar een gedaanteverwisseling is het wel. Natuurlijk, het gaat over een ziel, we mogen die niet identificeren met een mens. Maar een vriend is toch een mens? Misschien had Xenophanes Pythagoras 'niet helemaal begrepen', maar het lijkt er eerder op dat hij een beetje lacht met dit verhaaltje.

Je zou kunnen zeggen dat filosofie en religie elkaar ook raken in de mythe, waar men het onbegrijpelijke tracht te begrijpen door zich te verbeelden hoe het zou kunnen zijn. Dieren, ook levende wezens zoals wij, met ons verwant dus, spelen logischerwijze hun rol. Bij Aristophanes, een vroege voorloper van Denis Rionnet (:-), zelfs dé hoofdrol. Megalomaan en belerend in ware mensenstijl, met allerlei vogelallusies, 0.a. naar het 'orfische ei', vertelt het ras der Vogels zijn scheppingsverhaal (als paralleltekst las ik het scheppingsverhaal van de Bijbel erbij, zoiets kun je niet laten liggen):


Eerst was er Chaos en Nacht en zwarte Erebos en wijde Tartaros; er was nog geen aarde of lucht of hemel; in de onmetelijke schoot van Erebos verwekte de zwartvleugelige nacht het eerste onbevruchte ei, waaruit na verloop van tijd de zeer geliefde Eros ontsproot, de rug glanzend door twee gouden vleugels, gelijkend op snelle wervelwinden. Deze, in gemeenschap met de gevleugelde Chaos, broedde bij nacht diep in de wijde Tartaros onze soort uit en bracht ons het eerst naar boven naar het licht. Eerder bestond het geslacht van de onsterfelijken niet, voordat Eros alles verenigd had. Maar toen het één met het ander verenigd werd ontstonden de hemel en de oceaan en de aarde en het onvergankelijk geslacht van alle gelukzalige goden. Zo zijn wij verreweg de oudsten van alle gelukzaligen, ja wij. (Aristophanes, De Vogels, 693-703)

Als er dan nog tijd over was lazen we het scheppingsverhaal van de Haida-indianen uit West-Canada. Het maakt de cirkel van dit bericht min of meer rond: de Raaf die licht brengt in de oer-duisternis en zich ontfermt over de weerloze mensjes die hij in een grote schelp aantreft.

The Raven and the First Men door Bill Reid, 1980
.

zondag 26 oktober 2008

Timeo Danaos et dona ferentes...



En de juiste toedracht van de marathonloop is blijkbaar ook in een parallax te ontdekken :-)

zaterdag 18 oktober 2008

American Latin trends

Volgens één maatschappijanalyse (van de vele) gaan tijdens een hoogconjunctuur de vrouwenrokken naar omhoog , tijdens een laagconjunctuur naar omlaag. Zo klom in de woelige sixties de rok tot aan het zitvlak, in de oliecrisis-seventies droeg men de maxirok, tot aan de enkels. Te nemen voor wat het waard is.

Maar kijk, wat lees ik in de New York Times?
The study of Latin and Greek, with illuminations on morality, philosophy, mob rule and chariot races, reached a nadir in the greedy ‘80s and ‘90s, when it seemed irrelevant for kids who yearned to be investment bankers and high-tech millionaires. But now we’ve learned the hard way that greed is bad — avaritia mala est — and the classics have staged a comeback. Amo Latinam, so I was happy to see last week’s Times story about the soaring enrollment for Latin classes in New York.

Latijn als een graadmeter voor conjunctuur, dat is de conclusie van Maureen Dowd in dit artikel van 11 oktober (hat tip Michel Berger). Het is de moeite om er eens naar te gaan kijken, want Dowd laat het niet bij haar beschouwingen over de huidige financiële crisis, de race McCain/Obama en de terugkeer naar het stoïcisme. Zij breit er nog een hilarisch 'Latijns' stuk aan vast, waarvoor, behalve kennis van Latijn, ook enige vertrouwdheid met Shakespeare en Amerikaanse uitdrukkingen de lezer van pas komen. (Een schitterende satirische vondst vind ik de barracuda borealis, alias Sarah Palin :-)

Het NYT-artikel waar Dowd naar verwijst is van 6 oktober, getiteld 'A Dead Language That’s Very Much Alive'. De New York Times besteedde al in 1990 aandacht aan een dergelijke - grote - opleving van het onderwijs in het Latijn*, toen men zelfs in de basisschool Latijn onderwees en er een tekort aan leraren was (wat dat betreft slaat Dowd, meegesleept in haar retorische ijver voor de goede zaak, dus de plank mis).
--------------
* (Zie ivm. de inspanningen om het Latijn in de USA voor het onderwijs te behouden ook mijn artikel uit 1997, over de Standards for Classical Language Learning).
.

zaterdag 4 oktober 2008

Het vrije Germania

Iedere week beantwoordt een redacteur in de wetenschapsbijlage van De Standaard een vraag van een lezer. Deze week ging het over de Romeinse heirbanen (2/10). Hoe die Romeinen ze zo kaarsrecht konden krijgen. Tijdens het informatieve gekeuvel viel me een zinnetje op dat me in mijn kleine Pauly* deed duiken. Wat schreef redactrice Kim De Rijck namelijk:

"Zo liep er een Romeinse weg van Boulogne, destijds een belangrijke havenstad, over Bavay en Tongeren naar Keulen, dicht bij het front met het vrije Germania."
Front? Waar de vrije Germanen in stellingen lagen tegenover de oprukkende Romeinen? Het doet wat modern en statisch aan en lijkt helemaal niet op het ratten-en-ravenspelletje tussen Romeinen en Germanen. Het vrije Germania heeft dan weer de klank van een ongerept volk dat zijn vrijheid moet verdedigen tegen een brute wereldmacht. Misschien niet zo bedoeld, maar het deed nadenken. De vraag is: als die 'vrije' Germanen het 'oorspronkelijke' grondgebied van de Romeinen, Italië, proberen te veroveren, spreken we dan over het 'front met de vrije Romeinen'? Het is die Germanen uiteindelijk ook gelukt, maar dan heetten ze alweer Goten.

De honderden kilometers lange grenslijn die de Romeinen beschouwden als het einde van hun territorium en het begin van het Germaans gebied, de limes, was inderdaad bezaaid met fortificaties van het Romeinse leger, maar die dienden vooral om de Germanen buiten te houden. Wat geregeld niet lukte. Dan was een stuk limes dus af en toe een front. Keizer Marcus Aurelius o.a. heeft jarenlang tegen binnenvallende Germanen moeten vechten (die openingsscène in de film Gladiator geeft er een magistrale impressie van). Het oorlogs- en veroveringsspelletje werd in Europa en daarbuiten door iedereen gespeeld. De Romeinen zijn er een paar eeuwen behoorlijk goed in geweest.

De Pauly, monument van deutsche Gründlichkeit, had uiteraard aardig wat referenties i.v.m. de limes en Germania.
Der Name ist den Römern durch die Gallier bekanntgeworden, die damit ihre ö. Nachbarn bezeichneten, wobei der Name eines Einzelstammes**(der G. cisrhenani) auf das Gesamtvolk übertragen wurde (Tac.Germ.2). (-) Die G. selbst haben diesen gemeinsamen, sie zu einer Nation zusammenschliessenden Namen niemals gebraucht, und wie sie sich zwar als verwandt, jedoch nicht als Einheit empfunden haben, so ist auch ihre Gesch. nicht die des Gesamtvolkes, sondern ihrer einzelnen Völkerschaften.
En (even) tot mijn verrassing vond ik ook dit:
...die Gebiete zwischen der Reichsgrenze und dem Freien Germanien, das Limesvorland, lagen im Einflussbereich röm. Grenzpolitik, (-). Das Land bis zur Elbe blieb durch die Niederlage des Varus davor bewahrt, in die pax Romana einbezogen zu werden, die dort ansässigen Stämme konnten als freie Germanen sich weiter untereinander befehden.
Gesamtvolk, Völkerschaften (later weer Stämme genoemd): hoe Duitser kun je het formuleren :-) ? Maar DS-redactrice Kim De Rijck heeft hier wel een autoriteit achter zich met een Vrij Germanië. Autoriteit wat betreft de feiten, zeker, maar in het voorafgaand artikel, Germani, suggereert hij dat dit een onjuiste benaming is, omdat zoiets als een vrij Germanië op dat moment gewoon niet bestond in de gedachten van de Germanen: het is m.i., om bij het Duits te blijven, een moderne Hineininterpretierung. Ik kan zeker de ironie in zijn laatst geciteerde zin waarderen, waar hij het heeft over de Germaanse volksstammen die in alle vrijheid hun vetes met elkaar kunnen blijven uitvechten, omdat ze gespaard gebleven zijn van de pax Romana (waarover Tacitus de Britse leider Calgacus laat zeggen: "ubi solitudinem faciunt, pacem appellant", m.a.w. 'waar zij [= de Romeinen] een woestenij maken noemen ze dat vrede'.)

---------------------------
* Der Kleine Pauly - Lexikon der Antike in fünf Bänden - een zeer gecondenseerde pocketuitgave van de machtige Realenzyklopädie der klassischen Altertumswissenschaft
** Ook de Grieken, die zichzelf Hellenen noemen, zijn op die manier aan hun naam gekomen: de eerste volksstam die de Romeinen aan de kust van de Peloponnesus tegen kwamen heette (in het Latijn) Graeci.

---------------------------
- De Romeinen hebben de naam via de Galliërs leren kennen, die hun oosterburen zo noemden, waardoor de naam van één enkele stam (die van de Germani cisrhenani) op het hele volk van toepassing werd. (-) De Germanen zelf hebben deze gemeenschappelijke, hen tot één natie groeperende naam nooit gebruikt en terwijl zij zich weliswaar verwant, maar niet één gevoeld hebben, zo is ook hun geschiedenis er niet een van één-volk-één-natie, maar van haar afzonderlijke volksstammen.
- ...de gebieden tussen de rijksgrens en het Vrije Germanië, het land gelegen vóór de limes, lagen binnen het invloedsbereik van de Romeinse grenspolitiek. (-) Het gebied tot aan de Elbe bleef door de nederlaag van Varus ervan gevrijwaard om deelachtig te worden aan de pax Romana, de daar gevestigde stammen konden zich als vrije Germanen blijven bezig houden met onderlinge vetes.

zaterdag 27 september 2008

The Classics corridor


Het is algemeen bekend dat de serie jeugdboeken rond Harry Potter al even gretig gelezen wordt door 'volwassenen'. Ik ben daar één van. Geestig, fantasierijk, intelligent geschreven, vol interessante ideeën, echte avonturenverhalen met raak getypeerde personages met namen die al even raak gekozen zijn (ik heb het niet over de zouteloze 'verhollandste' namen in de Nederlandse uitgave) en, om de laudatio af te ronden, met een arsenaal Latijnse toverspreuken.

Dat was even een verrassing in dat eerste boek, die potjeslatijnse toverspreuken, die inderdaad de uitwerking hadden die de namen suggereerden. Het bleek al snel dat de schrijfster, J.K. Rowling, klassieken gestudeerd had. Het verhaal van haar daarop volgende carrière is bekend. Niet als classicus, maar als schrijfster is zij schatrijk geworden, wat mij betreft verdiend. Al was het alleen maar voor het - op een onverwachte, maar aantrekkelijke manier - levendig houden van onze culturele roots.

Met een terugkeer naar de universiteit heeft zij misschien nu ook academische erkenning gekregen, want het was niet de minste universiteit: Harvard. Daar heeft zij in juni de jaarlijkse commencement-speech gehouden. Waarin ze o.a. kort, maar voor iedereen die van de klassieken houdt hartverwarmend, haar relatie tot the Classics bespreekt.

Na haar middelbare school wilden haar ouders dat zij iets anders zou gaan studeren dan zij zelf wilde, en:
(*)
A compromise was reached that in retrospect satisfied nobody, and I went up to study Modern Languages. Hardly had my parents’ car rounded the corner at the end of the road than I ditched German and scuttled off down the Classics corridor.
I cannot remember telling my parents that I was studying Classics; they might well have found out for the first time on graduation day. Of all subjects on this planet, I think they would have been hard put to name one less useful than Greek mythology when it came to securing the keys to an executive bathroom.

(-)
One of the many things I learned at the end of that Classics corridor down which I ventured at the age of 18, in search of something I could not then define, was this, written by the Greek author Plutarch: What we achieve inwardly will change outer reality.
That is an astonishing statement and yet proven a thousand times every day of our lives. It expresses, in part, our inescapable connection with the outside world, the fact that we touch other people’s lives simply by existing.


En de wijze les die ze de afstuderende studenten meegeeft komt uit dat bodemloze vat vol kant-en-klare citaten, Seneca:
And tomorrow, I hope that even if you remember not a single word of mine, you remember those of Seneca, another of those old Romans I met when I fled down the Classics corridor, in retreat from career ladders, in search of ancient wisdom:
As is a tale, so is life: not how long it is, but how good it is, is what matters.
Kun je je een betere ambassadeur kiezen voor de promotie van de studie van de klassieken?

----------------------------
*
- Het compromis dat we sloten bevredigde achteraf bekeken niemand en ik ging me inschrijven voor een studie Moderne Talen. Nauwelijks was de auto van mijn ouders de hoek omgereden of ik liet het Duits vallen en schoot de gang van de Klassieken in. Ik kan me niet herinneren dat ik mijn ouders verteld heb dat ik Klassieken studeerde; het zou best kunnen dat ze dat pas voor het eerst hoorden op de proclamatie van het laatste jaar. En ik denk dat zij het heel moeilijk gehad zouden hebben om onder alle keuzevakken op deze planeet er één op te noemen dat nuttelozer is dan Griekse Mythologie als het erop aan komt de toegang tot de toiletruimte van een topmanager te verwerven.
- Een van de vele dingen die ik leerde op het einde van die Klassiekengang waarin ik mij waagde op mijn achttiende, op zoek naar iets dat ik toen nog niet kon benoemen, was deze uitspraak van de Griekse schrijver Plutarchus: wat wij innerlijk bereiken zal de werkelijkheid buiten ons veranderen.
Dat is een verbazingwekkende uitspraak en komt toch iedere dag van ons leven duizend keer uit. Hij omschrijft, gedeeltelijk, onze onontkoombare connectie met de wereld buiten ons, het feit dat wij het leven van andere mensen beroeren, eenvoudigweg door te bestaan.
- En ik hoop dat jullie morgen, ook al herinneren jullie je geen enkel woord meer dat ik gezegd heb, je nog de woorden van Seneca herinneren, nog zo'n oude Romein die ik tegenkwam toen ik de Klassiekengang invluchtte, weg van een carrièreloopbaan, op zoek naar antieke wijsheid:
het leven is als een verhaaltje - van belang is niet hoe lang het is, maar hoe goed het is.
.

maandag 1 september 2008

Nieuw op de CyCadewebsite
Livius' Menenius Agrippa


Afl. 7
Een boek over artificiële intelligentie, Marvin Minsky's The Society of Mind, deed me al wat jaren geleden denken aan een passage in Livius, waarin een Romein door het vertellen van een 'fabeltje', over de Maag en de Ledematen, de opstandige plebejers weer in het - patricische - gareel krijgt.

Het simpele vertelseltje bleek, na het uitpluizen van wat vakliteratuur, helemaal niet zo simpel te zijn. Het had te maken met literatuur, retorica, de oude Grieken, filosofie, geschiedschrijving... Een Duitse geleerde formuleerde het zo: "Wie ein erratischer Block liegt die weltberühmte Fabel des Menenius Agrippa mitten auf dem Felde altrömischer Geschichte" (als een zwerfkei ligt de wereldberoemde fabel van Menenius Agrippa midden op het veld van de oudromeinse geschiedenis). En het boek van Minsky vertoonde frappante overeenkomsten met wat in de fabel de elementen van een 5e-eeuwse Griekse ὁμόνοια-discussie bleken te zijn. Wat had Minsky ertoe aangezet het complexe begrip 'mind' en 'intelligence' te omschrijven met dezelfde simpele elementen als die in het fabeltje?

Het onderwerp begon me zo te boeien dat het is uitgedraaid op een artikel. Met de obligate bibliografie en voetnoten, want als je a zegt moet je ook b zeggen. Of het nog leesbaar is laat ik aan uw oordeel over ;-)

De speech van Menenius Agrippa (Livius, AUC II, 32, 8-12).

donderdag 28 augustus 2008

Bill Clinton en de Aristotelische theorie van de retorica


Naast de schitterende website van prof. Marc Huys*, Greek Grammar on the Web*, staat al enkele jaren zijn artikel* over de speech van Bill Clinton in de Lewinsky-affaire op het net. Ik heb er nu pas een link naar gelegd op mijn website (onder 'Taal en tekst'), maar had het al veel eerder moeten doen, want dit artikel heeft mij een aantal creatieve lessen opgeleverd in mijn zesde jaar Grieks.

Het artikel analyseert de speech met criteria uit de Rhetorica van Aristoteles*, zonder daarom te willen suggereren dat Clinton en zijn spindoctors deze als leidraad gebruikt zouden hebben. Huys: Aristoteles wilde "een kritisch instrument aanreiken om alle mogelijke overtuigende boodschappen door te lichten. En bovenstaande analyse illustreert levendig de blijvende en universele toepasselijkheid van dit instrument." En: "We zullen niet zo ver gaan te beweren dat de geanalyseerde toepraak van de Amerikaanse president een historisch staaltje van briljante retoriek was. Maar de speech was wel voldoende overtuigend om, op een absoluut dieptepunt van Clintons carrière, het noodzakelijke vertrouwen van de meerderheid van de Amerikanen te behouden." Huys is erin geslaagd de Aristotelische mechanismen in deze speech op een overtuigende manier bloot te leggen.

Het artikel van Huys is eigenlijk te 'moeilijk' voor een zesde jaar Grieks. Toch is een leerling van mij erin geslaagd (het was een soort uitdaging) als eindwerk dit te verwerken in een paar lessen: hij zette, na een korte uitleg over de Lewinsky-affaire, zijn medeleerlingen aan het werk met de speech van Clinton. Zij moesten zo concreet mogelijk formuleren wat zij de overtuigende en zwakke kanten van de speech vonden. Na hen er zo actief bij betrokken te hebben zette hij summier de Aristotelische elementen uit de speech op een rijtje, daarbij telkens inspelend op de opmerkingen van de klas. Het was een creatief en enthousiast leermoment. Hij is toch niet aan een leraarscarrière begonnen.

------------
* Marc Huys is in 2010 overleden en zijn site is door Universiteit Leuven van het web gehaald.
.

donderdag 21 augustus 2008

Olympische beloning


Het blijft ongelooflijk dat iedere vier jaar (periodos) met een sportwedstrijd de aandacht gevestigd wordt op een van de stamlanden van onze Westerse cultuur. De hele wereld kent de oude Grieken. Nu, dank zij internet, kun je ook aardig precieze gegevens over de oude Olympische Spelen met een klik op je scherm halen, in drie talen: Nederlands, Engels en Chinees (en een beperkt aantal bladzijden in het Arabisch).

De moderne Spelen zelf op een televisiescherm bekijken doe ik niet graag, je staat er te dicht met je neus op. De camera toont lichaamsdelen in close-up, de been- of armspieren van een atleet, of zoals bij een pianist, de groteske vertrekkingen van de gezichtsspieren: het geeft je een voyeuristisch gevoel.
Voor de sporters is het natuurlijk een unieke kans om zich te meten met anderen. De belevenis en de herinnering aan het gebeuren maakt het voor henzelf de moeite waard. Eén keer heb ik die sfeer meegemaakt op een landelijke jongerencompetitie, waar ik voor mijn school mocht gaan speerwerpen. De voldoening die speer met een mooi zwiepend staartje de lucht in te krijgen en hem dan in een goede hoek in de grond te zien boren duurde eventjes, waarna het wachten was op de uitslag en daarna zwierf je nog wat rond op het terrein tot de bus je naar huis bracht.

Een triviale vergelijking? Ik denk het niet. Toch niet wat de atleten betreft. Er is uiteraard verschil: héél véél geld gaat er om en dat gaat niet over sport. Plus het opgeklopte en gemediatiseerde chauvinisme, waardoor gevoelens van triomf en teleurstelling bij de atleten ook olympische proporties aannemen.

Maar mutatis mutandis was dat in die oude tijd ook zo. Winnaars kregen prijzen, en van hun stad bijv. levenslange voordelen. Uitgerekend Afganistan riep gisteren nog een reminiscentie op aan die aloude gunsten van de vaderstad: landgenoot Rohullah Nikpai won brons bij het taekwondo, waarna hij telefoon kreeg van president Hamid Karzai met felicitaties en de belofte van de regering om hem een huis te schenken. Een telefoonmaatschappij zal bovendien een mooie som geld overschrijven op zijn rekening.
.

vrijdag 11 juli 2008

Lupa capitolina


Gisteren had de BBC het bericht, vandaag De Standaard. De Wolvin met Romulus en Remus, tentoongesteld in de Capitolijnse musea en beschouwd als symbool van Rome, is helemaal niet van Etruskische makelij, en zelfs niet antiek.

Toch waren de Romeinen er vast van overtuigd geweest dat hun wolvin dezelfde was als die van Cicero (De Divinatione, 1.20): Hic silvestris erat Romani nominis altrix, Martia, quae parvos Mavortis semine natos uberibus gravidis vitali rore rigabat; quae tum cum pueris flammato fulminis ictu concidit atque avolsa pedum vestigia liquit (m.a.w. ze is door een blikseminslag van haar voetstuk gevallen en bij het losscheuren liet ze sporen achter van haar voeten). Bij Richardson valt hierover te lezen: ...though the Capitoline Wolf seems more likely to be the wolf mentioned by Cicero (Cicero Cat. 3.19, Cicero Div. 1.20, Cicero Div. 2.47) as having been in Capitolio and struck by lightning in 65 B.C., because there are traces of such damage. Eén van de achterpoten van de Capitolijnse wolvin is inderdaad beschadigd.

In een artikel, al van 17 november 2006 (kort daarna vermeld in Discovery Channel), verklaart Adriano La Regina, hoogleraar in de etruscologie, : "Ora ci viene dimostrato, con argomenti inoppugnabili, che neanche la Lupa è antica. Per caratteristiche tecniche essa si inserisce infatti coerentemente nella classe della grande scultura bronzea d'epoca medievale, mentre per qualità formali può essere attribuita ad un periodo compreso tra l'età carolingia e quella propria dell'arte romanica." Het beeld zou dus te situeren zijn tussen de karolingische en de romaanse kunst. Van de twee peuters werd al langer aangenomen dat zij een latere toevoeging waren, gezien het grote stijlverschil met de wolvin. La Regina: "È invece noto da tempo che i gemelli sono stati aggiunti nel 1471 o poco dopo quando il bronzo, donato da Sisto IV alla città di Roma, fu trasferito dal Laterano sul Campidoglio." Dus in 1471 of een beetje later.

Restauratrice Anna Maria Carruba had er al op gewezen dat de Wolvin in één stuk gegoten was volgens de cire-perduemethode, een techniek gebruikt sinds begin 13e eeuw (en ze wijt de beschadigde poot aan een foutje bij het gieten). De antieken maakten bronzen beelden met aaneengelaste stukken. Een voorpagina-artikel (9 juli jl.) van La Regina in La Repubblica bevestigt nog eens de datering, nu met wetenschappelijke experimenten: "una serie di analisi (radiocarbonio, termoluminescenza)" en "le ultime (nl. analyses), ripetute una ventina di volte l' anno scorso, offrono un' indicazione molto puntuale nell' ambito del XIII secolo" ('de laatste, een twintigtal keer herhaald in het afgelopen jaar, leveren een veel preciezere aanwijzing voor een datering binnen de 13e eeuw').

Niet om moeilijk te doen, maar omdat de berichtgeving in De Standaard aardig wat afwijkt van die van de BBC - berichten die ik het eerst had gelezen - heb ik teruggegrepen naar de oorspronkelijke Italiaanse artikels. De BBC levert een perfecte samenvatting van het artikel van La Regina. Redactrice Inge Schelstraete van De Standaard helaas...
- "Het was eigenlijk te verwachten, toen vorig jaar bekend gemaakt werd dat de bekende beeldjes van Romulus en Remus onder de Capitolijnse wolvin dateerden uit de veertiende eeuw."
- "Onder meer koolstofdatering geeft Carruba gelijk: het beeld dateert uit de veertiende eeuw."
-
"Een beetje kunsthistoricus had moeten zien dat het onmogelijk Etruskisch kon zijn."
- "Maar het nieuws dat de Capitolijnse wolvin 1.800 jaar jonger is dan gedacht, ..."
- Subkop: "De Capitolijnse wolvin is een welp: in plaats van 2.500 jaar, is ze 'amper' 700 jaar oud."
Het klinkt niet vriendelijk, maar als lezer van een vaste krant verwacht ik correcte berichtgeving: een beetje krantenjournalist had zijn jaartallen juist kunnen citeren.
(En haar internetlink die verwijst naar de Musei Capitolini is voor een 'check en double-check' controle compleet nutteloos.)
.

zondag 6 juli 2008

Plato's grot

'Het communautaire overleg verloopt stilaan volgens de principes van de grot van Plato, waar binnenin andere dingen gebeuren dan de schaduwen aan de buitenkant van de grot doen vermoeden.'
Yves De Smet, politiek hoofdredacteur De Morgen, 5 juli, p.2.  Principes? Schaduwen aan de buitenkant?

woensdag 2 juli 2008

...en duizendjarig dolen


Het is de laatste regel van Vera Janacopoulos van Jan Engelman én de titel van een opstellenbundel, waarin ik voor het eerst kennismaakte met de Nederlandse schrijver Frédéric L. Bastet, zo'n 25 jaar geleden. Het staat vol leuke en tegelijk degelijk gedocumenteerde anekdotes over relieken van de antieke oudheid (ruim opgevat) en wat mensen er zoal rond uitgespookt hebben.
'Maar zijn ware gepassioneerdheid openbaarde zich als hij de menselijke werkelijkheid achter het object van zijn kennis mocht onthullen. Dan werd hij de zwierige verteller, met een hang naar de schalkse anekdote' (De Volkskrant).
Naast Duizendjarig dolen heeft hij nog vier andere 'Wandelingen door de antieke wereld' gepubliceerd, heerlijke lectuur. Ik herinner me een verhaal over de Venus van Milo, over haar vondst en haar omzwervingen tot ze in het Louvre belandde (*). Sinds heel kort weet ik dat dit eigenlijk een klein deel is van zijn literaire productie, en dat klassiek archeoloog Bastet zelfs de P.C. Hooftprijs gekregen heeft voor o.a. zijn Couperusbiografie.

Ook de titel van de volgende 'wandeling', Het maansteenrif, komt uit een gedicht, ditmaal van Hendrik Marsman, 'De zee'. De titels - en de gedichten - zeggen veel over Bastets opvatting van de antieke wereld: het is een bron van vitalisme en inspiratie, een paradijselijke droom.

Bastet is 30 juni jl. begonnen aan (of verder gegaan met) zijn eigen dooltocht van duizenden jaren - metempsychotisch gesproken. Requiescat.

Kees Fens, een ander monument van de Nederlandse letterkunde - van wie ik de columns in mijn adolescentenjaren verslond - en helaas ook sinds kort heengegaan, apprecieerde Duizendjarig dolen als volgt: 'De causeur laat de wetenschap nooit los, hij verlaat alleen zijn studeerkamer voor een rondleiding, die populair genoemd kan worden zonder oppervlakkig of niet feitelijk te zijn.' En over Bastet: '...de bij ons wat zeldzame bedrijver van de superieure historische gossip, die door een lichtheid van toon een kwaliteit erbij krijgt'.
(*)Even opgezocht: 'Venus bespied' - in Het maansteenrif
[Ouder dan de 'Wandelingen', maar in dezelfde trant opgevat en ook heel leesbaar, is Uit de Leerschool van de Spade door H.M.R. Leopold (1877-1950).]

donderdag 12 juni 2008

Erosie


De zware stortregens van de afgelopen maand trokken de aandacht van de media weer op een oud zeer in het zuiden van Vlaanderen: erosie van de landbouwgrond. Als de boeren wat oordeelkundiger zouden omspringen met hun veld door bufferstroken aan te leggen bijvoorbeeld, door groenbedekking, erosiepoelen of dammetjes, zouden ze kunnen vermijden dat hun akkers en hun oogst na een onweersbui wegspoelen. (Citaat)

Het deed me (tja, een hardnekkig geval van beroepsmisvorming) denken aan een vaak geciteerde uitspraak van Plato, over de ontbossing van Griekenland, lang vóór zijn tijd. De mensen zouden onbezonnen alles kaalgekapt hebben, met het wegstromen van de vruchtbare grond als resultaat. Ik wilde nu eindelijk wel eens weten waar die uitspraak precies te vinden was.

Bij mijn search kwam ik onverwacht allereerst uit bij W.F. Hermans, bij een publicatie uit 1960. Blijkbaar was Hermans van opleiding fysisch geograaf en had hij een boek gepubliceerd met de titel 'Erosie'. Een publicatie van bijna 50 jaar geleden, maar bijzonder actueel en prettig relativerend met de huidige hysterie rond de klimaatopwarming in gedachten.

Het herstel van het eikenbos werd bij het begin van het Atlanticum (5500-3000 v.C.) nog verder bemoeilijkt doordat het klimaat koeler en vochtiger werd. Op vele plaatsen werd het eikenbos voorgoed teruggedrongen, het werd naar beneden en naar het zuiden gedrukt. Erosie moet toen al op grote schaal zijn intrede hebben gedaan, allereerst op de steilste hellingen en het lijdt geen twijfel dat de mens hieraan meegewerkt heeft. Hetzelfde is gebeurd met de bossen die de nu zo goed als kale streken rondom het Middellandsezeegebied bedekten. Uit een passage in een van de dialogen van Plato (429-347 v.Chr.) blijkt dat in zijn tijd de herinneringen aan het woud dat eens de berghellingen van het Balkanschiereiland bedekte, nog niet vervlogen waren. Maar in Plato's tijd was het al grotendeels verdwenen. Deze ontbossing, gevolgd door erosie, ging tijdens de antieke beschaving in snel tempo verder. Er zijn historici die menen dat de ondergang van het Romeinse Rijk in feite veroorzaakt is door de degeneratie van de bodem. (blz. 160)
Over welke passage in Plato gaat het nu? Het blijkt Kritias 111 a-e te zijn. Als voorbereiding op zijn uiteenzetting over Atlantis beschrijft hij de paradijselijke situatie in het Attica van duizenden jaren vóór zijn tijd.

Er is een sterk bewijs van die uitmuntende gesteldheid: wat er nu nog van dat land overblijft, kan gerust met elke andere streek wedijveren in verscheidenheid en kwaliteit van de producten, en in het voortreffelijke voedsel dat ze voor elke diersoort oplevert. In die tijd was echter de opbrengst niet alleen van eerste kwaliteit, (a) maar ook nog kwantitatief onbegrensd. Welk bewijs bezitten we daarvan, en wat blijft er nu nog van het toenmalige land over, dat onze bewering kan steunen? In haar geheel, van de rest van het vasteland uit bekeken, steekt onze streek diep vooruit in zee, als een landtong. Nu bezit het zeebekken, dat haar omgeeft, overal, vlak bij de kust reeds, een grote diepte. Wat moet er dus gebeurd zijn? Talrijke en hevige overstromingen hebben zich in die 9000 jaar voorgedaan: dat is immers het aantal jaren die sindsdien zijn verlopen. (b) De grond nu die, in deze lange en fel bewogen periode, van de hoger gelegen delen af stroomde, heeft niet, zoals op andere plaatsen, een noemenswaardige aanslibbing veroorzaakt: hij is steeds als een bal blijven voortrollen tot hij in de diepte is verdwenen. Wat er nu, in vergelijking met toen, van overgebleven is - ook bij kleine eilanden is dat het geval - is dan ook niet veel meer dan het geraamte van een door ziekte uitgeput lichaam: al het vette en malse van de grond is van alle zijden afgevloeid, terwijl alleen het uitgemergelde lichaam van het land overbleef. (c) Maar toentertijd, toen ze nog gaaf was, bezat onze streek hoge heuvels, die haar bergen waren; wat men nu de 'Steenvlakte' noemt, was toen een vlakte vol vette grond. Op de bergen was het hout rijkelijk voorhanden. Daarvan bestaan zelfs nu nog duidelijke sporen. Er zijn immers bergen, die nu alleen maar wat voedsel voor bijen opleveren, maar waarop men, nog niet heel lang geleden, bomen velde, bestemd om de balken te leveren voor de grootste bouwwerken - daken die nu nog gaaf gebleven zijn. Verder waren er in groten getale hoge gecultiveerde bomen, en de grond bracht geweldig veel voedsel op voor het vee. Verder gedijde hij trouwens ook nog door het water dat jaarlijks uit de hemel viel, (d) en dat niet verloren ging, zoals nu, door van de onbegroeide aarde in zee te stromen. Nee, in grote hoeveelheid nam de grond water in zich op en behield het, door het in voorraad te houden in de beschuttende kleilaag. Zo kon hij het opgezogen water, dat van de hoogten afstroomde, in diepe holen laten wegstromen, waardoor hij op alle plaatsen een mild-vloeiende voorraad water bezorgde aan bronnen en rivieren. Nu nog leveren de heiligdommen, die bewaard bleven op de plaats waar eertijds bronnen waren, het bewijs dat de verhalen van nu over het oude Attica waar zijn. (e)
Dat was dus de algemene gesteldheid van het land. Zoals te verwachten was, werd het bebouwd door landbouwers van de echte stempel, die niets anders deden dan dát, die hielden van schoonheid, mensen van groot talent en die zich mochten verheugen in het bezit van de beste grond, de rijkste watervoorrziening, en, boven die grond, van het zachtste klimaat. (Vertaling X. De Win)
Geen spoor van culpabilisering van de boer en de houtkapper, iets dat toch in mijn herinnering verbonden is/was aan Plato's uitspraak. Nee, de boer is een modelboer van groot talent. Plato gaat verder met een idealiserende beschrijving van het oeroude Athene die baron von Münchhausen naar de kroon kan steken. Maar goed, de oorsprong van die informatie zou bij Egyptische priesters liggen, het zal daar wel aan liggen.
Willem Frederik Hermans blikt in zijn relaas niet 11.000 maar 150.000 jaar terug. Wat hij 'versnelde erosie' noemt is volgens hem aan 'de mens' te wijten. Een interessant boekje.
.

vrijdag 16 mei 2008

Grieks-Romeinse geschriften:
nooit weg uit Europa

Het is niet omdat je je bezighoudt met wat soms de dode talen wordt genoemd, dat je bezig bent met iets dat een gestold en immobiel geheel is. De 'kennis' die je erover opdoet kan nog zo vaststaand lijken, ze is integendeel een heel tijdelijke dwarsdoorsnede van een voortdurend veranderend universum van visies van autoriteiten op de klassieke oudheid, inbegrepen je eigen progressief verschuivende synthese ervan.

Als student in de jar
en zestig kregen we een voorzichtige vermelding in verband met de Griekse beeldhouwkunst. De beroemde Griekse beelden waren ooit beschilderd, met wat je oneerbiedig als 'kermisorgelkleuren' zou kunnen bestempelen. 'Oneerbiedig' (en dus ook 'voorzichtig') omdat wij onze studie klassieke filologie toch begonnen waren met het beeld van de Griekse cultuur zoals omschreven door Winckelmann: Edle Einfalt und stille Grösse. In deze geest hadden Canova en Thorvaldsen hun neoclassicistische beelden gecreëerd. Blank marmer dat de sophrosunè belichaamde. Het Parthenon, een kermis van primaire kleuren? Wij (in ieder geval ik) wensten geen moeite te doen om ons daarbij iets voor te stellen.

Sta mij toe deze draad nog even verder te spinnen vóór ik aan het onderwerp van mijn titel toekom.

Nog zo'n monument van de klassieke studies: de fibula Praenestina. Een tekst op een gouden kledingspeld uit de 6e ee
uw v.C., van rechts naar links (echt 'oud' dus) in Latijns schrift en waarschijnlijk in een Oskisch dialect: de vroegste Latijnse inscriptie ooit gevonden, mét een echte perfectumreduplicatie*. Een linguïstisch document en topgetuige in de cursus linguïstiek. Sinds de jaren '90 is men ervan overtuigd dat dit een 19e-eeuwse vervalsing is.

In mijn studietijd werd de toegang tot een bepaald huis in Herculaneum aan meisjesstudenten ontzegd omdat er een Priapus tentoongesteld was.
Onze mannelijke medestudenten meldden ons dat het hier in ieder geval niet de edle Einfalt betrof, zij het misschien wel de stille Grösse. Het was een mij toen onbekend en nieuw aspect van de klassieke cultuur. Hielden de Grieken en de Romeinen zich daar mee bezig? Wij bleken in een onbevlekt parallel universum te zweven, dat met de antieke 'realiteit' maar een klein beetje gemeen had. (Zie ook een vorig bericht.) O.a. dank zij de publicaties van Eva Keuls en K.J. Dover is dat weer wat rechter getrokken.

De Victoriaanse strategie
van het verzwijgen van wat moreel niet goed lag op dat moment had ervoor gezorgd dat we niet keken naar wat achteraf gezien in menige tekst en afbeelding voor het grijpen lag en had ons opgezadeld met een steriel antieke-maatschappijbeeld.

Het bijstellen van een mening kan overigens een goed gevoel geven, zolang je niet je eigen ideeën beschouwt als het woord van God. En hiermee kom ik aan een recente 'bijstelling' van nog zoiets dat bijna tot dogma geworden is in de geschiedenisles: de overlevering van de antieke Griekse en Romeinse teksten in Europa. Die zouden in de duistere Middeleeuwen compleet verdwenen zijn en tegen de Renaissance er weer opgedoken zijn via de omweg van de mohammedaanse geleerden, die ze al die tijd in veilige bewaring gehouden hadden. Of, om het met andermans woorden te zeggen:
De antieke Griekse kennis – filosofie, geneeskunde, wiskunde, astronomie – heeft, nadat zij uit Europa volledig was verdwenen, een schuiloord gevonden in de muzelmaanse wereld, die deze kennis in het Arabisch heeft vertaald, de boodschap in ontvangst nam en voortzette, alvorens haar tenslotte aan het Westen door te geven. Op die manier werd de Renaissance mogelijk gemaakt, gevolgd door de plotse expansie van de Europese cultuur. Deze omschrijving dook kortgeleden op in Victacausa, het onvolprezen weblog van Marc Vanfraechem (piper, non homo :-).

Je kon al een tijdje op internet argumenten vinden tegen deze hypothese omtrent het 'compleet verdwijnen' van de Griekse geschriften in Europa, van de hand van een oprecht gedreven verdediger van de reputatie van het christendom. Want de christenen zou verweten zijn dat zij alle heidense documenten vernietigd zouden hebben. Met het onnoemelijk verlies van de klassieke traditie. (Titel: Did the Christians burn/destroy all the classical literature?) Het is een heel lang en nadrukkelijk document, maar het verwijst voortdurend naar andere literatuur, wat tenminste de indruk geeft dat het onderbouwd is. Het is het antwoord van een 'Christian think tank' op de vraag van een lezer die precies over dit onderwerp handelt: The Islamic world, on the other hand, did not suffer the kind of dark ages that the Christian world did, and they actually preserved many of the works that Christians destroyed. (-) Is my history correct?

Een publicatie die, naar ik aanneem, niet vanuit exclusief christelijk perspectief geschreven is, maar eerder neutraal en wetenschappelijk-historisch, behelst exact wat hierboven aangesneden wordt: Aristote au mont Saint-Michel. Les racines grecques de l'Europe chrétienne van Sylvain Gouguenheim*. Een recensie van Le Monde door Roger-Pol Droit is te vinden op Victacausa, in de Nederlandse vertaling van Marc Vanfraechem. Het bovenstaande citaat komt hieruit. Je krijgt een goed idee van de gedachtegang en de historische bronnen waarop deze gesteund is.
Eén van de taaie winkeldochters van de Europese geschiedenis eindelijk getoetst op Popperiaanse falsificeerbaarheid: prima, zo blijven we wakker.
En wakker zijn ze ook bij de International Herald Tribune:
'But Le Figaro and Le Monde, in considering the book in prominent reviews, drank its content in a single gulp. No suspended endorsements or anything that read like a caution. (-) But is it right?' Er zijn blijkbaar al commentaren verschenen die het boek niet in een geschiedkundige, maar in een politieke (rechtse) hoek zetten.

Is het iets dat past bij onderzoek, die terminologie met 'right' en 'caution'? Het zijn woorden die een autoriteit veronderstellen, die boven de onderzoeker staat. Waardoor het niet meer het onderzoek van de onderzoeker is. En zulke woorden fungeren ook als een waarschuwende vinger naar de lezer van het onderzoek.

Nee dus, wij zullen zelf wel onze mening vormen.

* De voltooid tegenwoordige tijd wordt aangeduid door vóór aan het werkwoord een extra lettergreep toe te voegen met dezelfde beginmedeklinker als het oorspronkelijke werkwoord.
*
Seuil, "L'Univers historique", (2008) 282 p., 21 €
.

Keizer Iulius Caesar?



Boeiend nieuws gisteren: een onbekende buste van Caesar is in Arles uit de Rhône gehaald. Een knap portret in de typische realistische Romeinse stijl. Volgens de archeoloog de eerstgevonden kop die bij zijn (Caesars) leven gebeeldhouwd werd, een oudere Caesar tonend dan waar we gewoon aan zijn (rond 46 v.C.).
En het was de krant die bij mij in huis komt en die er prat op gaat dé kwaliteits- en cultuurkrant van Vlaanderen te zijn - die krant dus, die de treurige spits afbeet. Want op p.33 bracht De Standaard het bericht: 'Op de bodem van de Rhône in Frankrijk is een buste van de Romeinse keizer Julius Caesar gevonden'. Misschien, als het lang genoeg gezegd en herhaald wordt, wordt Caesar nog wel eens keizer in de geschiedenisboekjes. Maar tot nader order is hij nooit 'keizer' geweest.

Nog een andere krant lees ik wel eens, De Morgen, en die hadden het in hun uit De Volkskrant afkomstige artikel over de Romeinse dictator. Dus 10/10 en een bank vooruit, voor beide kranten dan maar.

Ik ben gaan rondgooglen. De probleemleerlingen, die het dus over een 'keizer' hebben, heb ik het eerst afgedrukt. De echte cultuurkranten of -zenders daaronder.

KEIZER :

STAATSMAN, HEERSER, DICTATOR

dinsdag 22 april 2008

Pompeii-graffiti en haatmail


Gisteren stond er in de krant De Morgen (p. 14) een artikel van Vlaams politicus en historicus van opleiding Bart De Wever onder de titel hiernaast. Dit is geen politieke blog. Politiek commentaar uit dit artikel zal hier verder dus geen aandacht krijgen.

Ik was behoorlijk verrast dat een politicus de tijd gevonden had om een column te schrijven van dit gehalte én in een vlot en prettig leesbaar Vlaams Nederlands*. Omdat De Morgen nogal moeilijk doet on-line bij het downloaden van tekst - die dan gebruikt zou kunnen worden in citaten - heb ik het artikel maar op het net gezet. Je kunt het zo gebruiken als documentatie bij een hilarisch onderwerp 'Pompeiaanse graffiti' in de les Latijn, waarbij heel wat vakoverschrijdende eindtermen tegelijk mooi meegenomen zijn.

Pompeiaanse graffiti vergelijken met de huidige haatmailtjes is de spijker op de kop. Een politicus is uiteraard uitstekend geplaatst om die vergelijking te kunnen maken, vooropgesteld dat hij op de hoogte is van de equivalenten van 2000 jaar geleden. Wat De Wever, gezien zijn tekst, duidelijk is. Zo zegt hij over de graffitischrijvers: 'Ze bezigden vaak een vulgair Latijn vol afkortingen, in fonetische spelling en met een eigensoortige woordenschat. De irritatie erover bij de toenmalige elite was groot'. De vergelijking met het chatten van nu dringt zich op, compleet met de ergernis van het lerarendom hierover; maar De Wever blijft, terecht in dit korte bestek, bij zijn onderwerp. En hij citeert correct het 'foutgespelde' vulgair Latijn.

Eén leuk citaat wil ik u niet onthouden, een beschrijving van de ouderwetse schrijfcultuur die een ontspanningsmechanisme in zich had: 'De goede oude anonieme scheldbrief is stilaan een rariteit aan het worden. Dat medium veronderstelt immers dat mensen boos genoeg worden en het lang genoeg blijven om papier te nemen, hun emoties iet of wat ordentelijk uit te schrijven, een omslag te zoeken, een postzegel te kopen en het fysiek adres van de geviseerde op te zoeken. Op de tijd die daarvoor nodig is verandert zelfs de hulk terug in een sympathieke jongen'. Een mail is op enkele seconden gepost. Een graffito op enkele seconden geschreven.

Vandaag (22/4) was er al een reactie hierop te lezen in De Standaard van een mede-columnist mede-historicus, Marc Reynebeau: 'En progressief is een al even leeg begrip, nu niemand nog, op Bart De Wever na, conservatief wil zijn. En De Wever is dat ook alleen maar om anderen op de kast te kunnen jagen en als excuus voor zijn nieuwe hobby, Latijn spreken'.

Een beetje ondermaats als commentaar wel. Zie in verband met 'Latijnopmerkingen' in De Standaard ook hier.

* Algemeen Nederlands moet voor mij nog steeds de standaardtaal zijn in het onderwijs. Ik zou dus wijzen op de verschillen bij typisch Vlaamse woorden. En nu we toch met onze rode balpen bezig zijn: aedile in de column moet natuurlijk zijn aedilis (de Romeinse 'politieman).
.

maandag 7 april 2008

De Ilias van Jan Cox


Dit is het enige schilderij van Jan Cox dat ik al kende, als beeld, zonder te weten dat het van hem was. Het heet Bloedregen. Wat ik niet wist is dat het bij een Iliascyclus hoort.
Het Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen houdt een overzichtstentoonstelling 'Jan Cox: Profiel van een kunstenaarschap'. Ik kende Jan Cox eigenlijk alleen maar als een naam zonder meer, toen Adriaan Raemdonck van De Zwarte Panter vol enthousiasme aandrong om toch zeker te gaan kijken. Ik was een beetje sceptisch, want naast klassieke antieke thema's had Cox blijkbaar ook een kruisgang uitgewerkt. Het klonk saai. Maar gisteren ben ik dan toch geweest.

Overweldigend. Helemaal geen klassiekerig gedoe, maar een absolute expressie van de gevoelens van de kunstenaar bij episodes uit de Ilias of enkele verzen van Homeros. Bloedregen hangt naast En de Skamander kleurde rood met bloed. In deze en de andere doeken van ca. twee bij anderhalve meter (ik kan er best een halve meter naast zitten) wil de schilder, die de laatste oorlog heeft meegemaakt, 'nadenken over de “menselijke conditie” en de verschrikkingen en de wanhoop van de moderne tijden'. Maar eigenlijk kon ik best zonder dit typische expositievocabularium. De beelden komen met enorme kracht op je af. Ik probeerde telkens eerst te raden wat het onderwerp was voordat ik de titels las. Meestal lukte het niet, maar zodra ik dan de titel las was het buitengewoon boeiend om te zien wat Cox uit dat onderwerp naar voren gehaald had. Misschien hebt u u ook afgevraagd wat het werk links voor titel heeft. Het is Achilles achtervolgt Hector. De schilderijen blijven figuratief, maar lijken beelden uit een kwade droom. Hier rechts ziet u Warriors. De cyclus in de tentoonstelling telt, schat ik, zo'n 15 werken.
Daarnaast is er nog heel veel ander werk te zien, waaronder een Orpheuscyclus, vroeger dan de Ilias en voor mij althans minder boeiend, alhoewel zijn Dansende maenaden (zeer groot) ook buitengewoon knap is van gevoel en compositie. Hier links een Pastorale.

Wat buitengewoon tegenviel was het aanbod in de museumboetiek. Er was een superdikke glanzende catalogus, die ongetwijfeld knap is, maar als je je op iedere tentoonstelling zoiets aanschaft puilt je huis snel uit, om van de kostprijs niet te spreken. En daarnaast waren er nog welgeteld twee (2) postkaarten te koop. Geen samenvattend tijdschrift, geen posters, geen kleine boekjes, geen kalender. Het kon er blijkbaar niet af.
3-5-08
Bert Beyens draaide samen met Pierre De Clercq 20 jaar geleden de film Jan Cox A Painter's Odyssey. Hij stuurde mij een mail om te zeggen dat die nu op dvd uit is, en verkocht wordt in het museum. Hij kan ook besteld worden op dit adres. Na mijn 'klacht' hierboven lijkt het me redelijk dat ik dit vermeld.

zondag 6 april 2008

Nieuw op de CyCadewebsite
Griekse muziek

Afl. 6

Griekse muziek ken ik vooral van de afbeeldingen op vazen van fluitspeelsters, of een musicerende Apollo, een zingende Orpheus of met cymbalen dansende maenaden. Je beseft wel dat muziek een heel belangrijk deel uitmaakte van het oud-Griekse leven, maar hoe het klonk, dat is giswerk. Men heeft interessante pogingen gedaan om die muziek weer tot leven te brengen. Ik heb in mijn kast zo een paar cd's staan van Petros Tabouris maar ook hij noemt het, in het begeleidende boekje, 'pogingen'. Een scholier heeft hier een website over Griekse muziek (de knoppenbalk is niet onmiddellijk zichtbaar op de homepage, daarom link ik hier naar 'Webmaster', dan zie je ze wel). En natuurlijk doet ook Wikipedia haar duit in het zakje.

In verband met Griekse muziek heb ik één tekstje op mijn website gezet: de mythe van Syrinx en Pan, met vocabularium en wat uitleg. Het verhaaltje speelt zich af in een arcadische omgeving en wordt verteld in Longos' herdersroman Daphnis en Chloë. Er zijn heel wat Griekse mythen die over metamorfoses verhalen, vaak van vrouwen die, hoe kan het anders, belaagd worden door een mannelijk personage. Onze Syrinx is een nimf die haar toevlucht zoekt tot een rivier waar ze aan haar belager ontkomt door te veranderen in riet. Zo komt het dat de uit rietpijpen vervaardigde panfluit syrinx heette.
.

dinsdag 18 maart 2008

Latijn en succes bij de studies


Dit is een kop van 17 maart, met het onderschrift 'Wie in de middelbare school Latijn-Grieks of Latijn-wiskunde heeft gevolgd, heeft nog steeds meer slaagkansen in het hoger onderwijs dan anderen'.

Geen onverwachte conclusie, dat is al jaren zo. En even weinig onverwacht voor classici of (ex)leerlingen van 'de Latijnse' is het commentaar bij deze vaststelling.
Ik laat het door De Standaard zelf zeggen:

Het watervaldenken en zijn valse boodschappen leven er ook nog. Zo wordt gezegd dat de Latijnse opleidingen nog altijd de beste garantie geven op succes in het hoger onderwijs. Nogal wiedes. Als je de leerlingen met het hoogste IQ naar die afdelingen stuurt, en ze daar echt voorbereidt op het hoger onderwijs, terwijl je dat in andere afdelingen en zeker de technische minder doet, kan het dan verbazing wekken dat de 'latinisten' het best scoren in het hoger onderwijs? (Guy Tegenbos, p.2)

Allereerst zou je mogen verwachten dat men in die 'andere afdelingen' en de 'technische' zijn leerlingen even grondig zou voorbereiden op verdere studies. Ja, waarom doen ze dat eigenlijk niet?
Maar wat die kinderen met een hoog IQ betreft, dat die allemaal naar de Latijnse afdeling gestuurd worden: in deze zelfde krant staat dat zulke jongeren ook (ten onrechte, zegt men erbij) in een beroepsafdeling terechtkomen. Hoe zit het nu? Het lijkt alsof er een negatieve sfeer geschapen moet worden, van 'oneerlijke discriminatie'. Het is niet de eerste keer dat men de Latijnse richtingen op die manier in diskrediet probeert te brengen. Het waarom mag een psycholoog uitleggen.

Waar Guy Tegenbos het even niet over wil hebben is de inhoud van die studierichtingen. Dat het de vakken Latijn en Grieks zijn die de slaagkansen gunstig beïnvloeden. Doordat er een grondige training gegeven wordt in analytisch-synthetisch denken en redeneren. In veel hogere frequentie dan bij andere talen. En dat deze analytisch-synthetische activiteit gekoppeld is aan taal, aan teksten die moeilijk van inhoud en vorm zijn, die 'veroverd' moeten worden. Zoals de studieboeken van het hoger onderwijs, die gegarandeerd in zo'n taal geschreven zijn, net zoals die professoren er in zo'n geest doceren, hoe vlot ze ook willen overkomen.

Het zou kunnen dat die Latijnse richtingen inderdaad een voordeel hebben dat de andere niet hebben. Moet in naam van het democratisch denken het succes van die richtingen dus maar 'een valse boodschap' genoemd worden? Graag wat meer realisme, Guy Tegenbos. Als ouders hun kind naar een te gemakkelijke richting sturen ligt dat niet aan 'de Latijnse'. Als een school minder energie of discipline steekt in zijn moderne of technische afdeling, dan ligt dat niet aan 'de Latijnse'. Het ligt aan die school of die ouders (of 'hun positie in de maatschappij'). Dààr moet er dus werk verricht worden.
.