zaterdag 8 november 2008

Als runderen en paarden handen hadden...


De mentale parallax van mensen- en dierenwereld op de ludieke en humoristische website van Denis Rionnet met zijn Société protectrice des Humains uit mijn vorig bericht bracht me weer terug bij een tekst die ik las bij het onderdeel Griekse filosofie.


Het zijn hexameters van de presocratische filosoof Xenophanes van Colophon (6e/5e eeuw v.C.):

Stel dat runderen, paarden en leeuwen handen hadden en met die handen ook konden schilderen en net als de mensen werken konden voltooien, dan zouden de paarden paardachtige en de runderen op runderen gelijkende goddelijke gestalten schilderen of lichamen vervaardigen, in zo'n gestalte als ze ieder ook zelf hadden.

Een heerlijk ironische tekst, die de opvatting van veel presocratici verwoordt dat het antropomorfe-godengedoe van hun Griekse medeburgers niet van een grote intelligentie getuigde, want goden zijn niet zoals mensen. Terwijl je niets anders dan dat voorgeschoteld kreeg in de Griekse beeldende kunst en literatuur van die tijd en de daarop volgende eeuwen. Echte dwarsliggers, die presocratici.

Xenophanes, in zijn poëzie, doet trouwens ook wel aan deze beeldvorming mee, als hij ons het volgende tafereel voorschotelt,

schrijvende over de filosoof die de zielsverhuizing in zijn leer had - waarbij zielen duizenden jaren rondzwerven van lichaam naar lichaam, totdat zij, even, de lichaamloze zuiverheid verwerven - Pythagoras:

Ooit passeerde hij eens, toen men een hond aan het slaan was, zo vertellen ze, en hij kreeg medelijden en deed de volgende uitspraak: "Hou op, sla hem niet, want, voorwaar, het is de ziel van een vriend, die ik herkend heb nu ik hem hoor roepen".

Niet het voorstellen van een god als een mens, maar een gedaanteverwisseling is het wel. Natuurlijk, het gaat over een ziel, we mogen die niet identificeren met een mens. Maar een vriend is toch een mens? Misschien had Xenophanes Pythagoras 'niet helemaal begrepen', maar het lijkt er eerder op dat hij een beetje lacht met dit verhaaltje.

Je zou kunnen zeggen dat filosofie en religie elkaar ook raken in de mythe, waar men het onbegrijpelijke tracht te begrijpen door zich te verbeelden hoe het zou kunnen zijn. Dieren, ook levende wezens zoals wij, met ons verwant dus, spelen logischerwijze hun rol. Bij Aristophanes, een vroege voorloper van Denis Rionnet (:-), zelfs dé hoofdrol. Megalomaan en belerend in ware mensenstijl, met allerlei vogelallusies, 0.a. naar het 'orfische ei', vertelt het ras der Vogels zijn scheppingsverhaal (als paralleltekst las ik het scheppingsverhaal van de Bijbel erbij, zoiets kun je niet laten liggen):


Eerst was er Chaos en Nacht en zwarte Erebos en wijde Tartaros; er was nog geen aarde of lucht of hemel; in de onmetelijke schoot van Erebos verwekte de zwartvleugelige nacht het eerste onbevruchte ei, waaruit na verloop van tijd de zeer geliefde Eros ontsproot, de rug glanzend door twee gouden vleugels, gelijkend op snelle wervelwinden. Deze, in gemeenschap met de gevleugelde Chaos, broedde bij nacht diep in de wijde Tartaros onze soort uit en bracht ons het eerst naar boven naar het licht. Eerder bestond het geslacht van de onsterfelijken niet, voordat Eros alles verenigd had. Maar toen het één met het ander verenigd werd ontstonden de hemel en de oceaan en de aarde en het onvergankelijk geslacht van alle gelukzalige goden. Zo zijn wij verreweg de oudsten van alle gelukzaligen, ja wij. (Aristophanes, De Vogels, 693-703)

Als er dan nog tijd over was lazen we het scheppingsverhaal van de Haida-indianen uit West-Canada. Het maakt de cirkel van dit bericht min of meer rond: de Raaf die licht brengt in de oer-duisternis en zich ontfermt over de weerloze mensjes die hij in een grote schelp aantreft.

The Raven and the First Men door Bill Reid, 1980
.