vrijdag 30 december 2011

Euforie roepen


"Het is nu te vroeg om euforie te gaan roepen", aldus minister (Begroting) Philippe Muyters vandaag in het radionieuws. 'Victorie kraaien' ligt misschien wat gevoelig voor een NVA-politicus?

zaterdag 10 december 2011

Het lapje grond


Als ik, in tijden van actief ouderschap, met de jonge kinderen ergens naar toe reed, was één ding gegarandeerd zeker: ik zong "poesje mauw" en van de achterbank kaatste onmiddellijk "kom eens gauw" terug.

Trigger-response.

Het onderwijs in een notendop. Ofte: cognitieve en affectieve vaardigheden in één herhalingsmoment, maar ik ben blij dat ik van dat houten vakjargon af ben. Het prachtige en wonderlijke instrument dat ons geheugen is werkt optimaal als ons gevoel erbij betrokken kan worden. Voor kinderen gaat dat nog met sneltreinvaart, volwassenen trekken al meer aan de rem, en spreken liever over 'interesse' als ze iets gemakkelijk kunnen onthouden. Maar het blijft gevoel natuurlijk. Zonder die spannende gulden sporen zou 1302 een karakterloos jaartal zijn.

Dus als leerlingen van de eerste graad middelbaar te horen krijgen dat de Romeinse machthebbers aan hun soldaten na de legerdienst een stuk land toebedeelden om in hun verdere levensonderhoud te voorzien, dan is dat duidelijke en heldere communicatie, die ze met al de andere zakelijke informatie prompt vergeten. Maar zeg je: "Iedere soldaat kreeg een lapje grond", dan heb je met dat ene woord het gevoel en de verbeelding opgewekt.

Het is (of was) jarenlang de geijkte uitdrukking in de geschiedenisleerboeken om de reïntegratie van de Romeinse veteranen te beschrijven. Wat we ons daarbij concreet moesten voorstellen was niet duidelijk. Je weet wat een lapje stof is. Niet groot. Een lapje grond om van te kunnen leven: is dat dan zoiets als mijn grootvaders moestuin achter het huis? Ik heb het nooit gevraagd, maar het klinkt niet groot genoeg. Wat spijtig voor die ouwe soldaat.

Blijkbaar waren die soldaten zelf ook niet content met de omvang van hun lapje. Bij Plutarchus (Leven van Crassus, 2,8) vinden we een uitspraak van Marius, die aan zijn veteranen vijfeneenhalve hectare land had toebedeeld en merkte dat zij daar niet tevreden mee waren: 'Geen Romein mag denken dat een stuk land, dat groot genoeg is om hem te onderhouden, te klein is voor hem.' Een uitspraak in de echte strenge Romeinse traditie. Maar ijzervreter Marius had zijn troepen wel behoorlijk afgebeuld, te zien aan de bijnaam die zijn soldaten hadden: 'muli Mariani', de muilezels van Marius. Zij vonden waarschijnlijk dat zij meer verdiend hadden.

Verdiensten, emerita, was trouwens het woord dat gebruikt werd als argument om soldaten van Augustus hun lapje toe te wijzen in Spanje. In 25 v.o.t. werd daartoe de stad Emerita Augusta gesticht, nu bekend als Mérida, hoofdstad van de autonome regio Extremadura.

Tacitus, rond 100 o.t., vermeldt een muiterij bij de Pannonische troepenmacht na de regeringswissel Augustus/Tiberius, waar een opruier een heel wat minder fraai beeld van de emerita neerzet (Ann.1,17): ' Tenslotte, toen ook al anderen zich bereid toonden de muiterij op gang te helpen, vroeg hij als in een troepenvergadering, waarom zij als slaven dansten naar het pijpen van een handvol centurio's en nog minder tribunen. Wanneer zouden zij het eens aandurven om genoegdoening te eisen als ze nu niet eens met verzoeken of wapens een nieuwe en nog ja-knikkende vorst aan zijn jasje trokken ? Ze hadden zich gedurende zoveel jaren al genoeg in de luren laten leggen uit lafhartigheid, dat zij nu als hoogbejaarden en merendeels met gewonde lichamen dertig of veertig dienstjaren wilden verdragen. En zelfs aan degenen die afzwaaiden werd geen einde aan de diensttijd gegund, maar die moesten, gelegerd bij het vaandel onder een andere naam zich dezelfde inspanningen getroosten. En als iemand in z'n leven al zoveel lotgevallen doorstond, dan werd hij tenslotte naar een uithoek van de aarde overgebracht om daar zompige moerasgrond of onontginbaar bergland als landbouwgrond toegewezen te krijgen'. Join the army.

Het toekennen van land aan soldaten na hun legerdienst (en vanaf Marius, 100 v.o.t., werd die een beroepsbezigheid) is een maatregel die tijdens heel de republiek en nog lang in het keizerrijk werd toegepast. Tegen het einde van de 2e eeuw was het land op het Italiaanse schiereiland grotendeels 'opgebruikt', maar in de veroverde gebieden was er nog ruimte genoeg. Die kolonisatie diende vooral ook de Romeinse strategische belangen. Een Romeinse aanwezigheid bij de overwonnen volkeren was in elk opzicht nuttig.

Sprekende over trigger en response: waarom een bericht over dit onderwerp?

20.000 km ver van hier kwam het Romeinse lapje grond zich als een automatische reflex in mijn hoofd opdringen, op het prachtige, quasi-ongerepte, Kangaroo Island in Australië, het terra nondum cognita van de renaissancekaarten, toen ik de gids hoorde vertellen over, jawel, afzwaaiende soldaten van W.O.I en W.O.II die hier grond gekregen hadden om te ontginnen, met alle faciliteiten die een overheid uit de mouw schudt als de ontsluiting van onontgonnen gebied op de agenda staat:
...in 1915 with the first of the acts of parliament designed to both repatriate and compensate returning servicemen, and to meet the political and economic need to 'sponsor' the development of intensively productive agriculture pursuits.
Dat kan als een land grond 'over' heeft. Ik heb niet nagezocht wat al die andere naties die toen meegevochten hebben voor hun soldaten gedaan hebben. De vraag is, wat zou Europa nu doen na een oorlog? Voor alle gevallen houden we best hout vast. Grond is er in ieder geval niet over.

maandag 21 maart 2011

Odyssey dawn

Beste lezers,
om direct duidelijk te zijn: ik heb een grondige afkeer van de benaming 'Odyssey dawn' voor de oorlogsoperatie tegen Libye. Daarmee wil ik geen oordeel uitspreken over de (on)juistheid van deze operatie, alleen vind ik dat deze titel niets zegt over de inhoud van het gebeuren. Het woord 'Odyssey' suggereert een cultureel westers begrip, het woord 'dawn' suggereert een pril ontstaan.
Dat beide gebruikt worden om een oorlogsagressie te benoemen stuit me tegen de borst, hoe gerechtvaardigd deze agressie voorlopig nog kan zijn.
Door omstandigheden heb ik een heel aantal weken geen tijd gehad om blogberichten te schrijven, maar zodra dat weer wel het geval is wil ik deze titel uitwerken in een, zoals dat heet, 'onderbouwd' bericht. Tot dan.

9/12/11
Er is wat te veel tijd tussen. We laten het zo :-)

zaterdag 29 januari 2011

Cultuurvernis


"Toch begint het schouwspel in de Wetstraat hoe langer hoe meer op een drama te lijken, met een conflict tussen de protagonisten in de prologos", schrijft Marjan Justaert vandaag in De Morgen, over de 'theatraliteit van de Wetstraat: eerder Commedia dell’arte dan Griekse tragedie'.
Vraag: hoeveel protagonisten telt een Griekse tragedie? Of: door hoeveel personages wordt de prologos uitgesproken? Of: worden in een prologos conflicten uitgespeeld?
Een klassiek getint commentaartje ligt tegenwoordig lekker in de media, maar wordt natuurlijk de spreekwoordelijke bananenschil voor slordige of weinig onderlegde schrijvers van krantenstukjes.
Blijkens hetzelfde artikel zou een zekere filmmaker Koen Mortier beter ook nog eens terug naar school gaan ("volgens hem dekt het Romeinse Commedia dell’arte beter de lading"), de oude Romeinen spraken namelijk geen Italiaans en welke Italianen voornoemd toneelgenre hebben uitgevonden is niet bekend. Deze zelfde Mortier verzucht over de Wetstraatpolitici: "de enige quotes zijn voor de gewone sterveling onverstaanbare Latijnse oneliners". Een citatenboekje, of even de krant lezen, gewone sterveling Mortier? Misschien heeft Marjan Justaert het soms wel eens bij het rechte eind.

maandag 24 januari 2011

Nieuw op de Cycadewebsite
Euripides' Elektra

Afl. 8
Euripides' Elektra is de laatste toevoeging aan mijn website. Het heeft wat voeten in de aarde gehad, of beter: zij, dwars karakter als ze is, zoals overigens de meeste van Euripides' vrouwen...

Dat deze tragedie de keuze was van uitgerekend prof. R. Van Pottelbergh ('de Pot') voor zijn licentiecollege 'Griekse toneelauteurs' in Gent lijkt nog altijd verwonderlijk. Klein, mager, zwart haar, geprononceerde neus met hitlersnorretje (je kon er niet naast kijken, de arme man leed aan een onbedwingbare zenuwtik waarbij hij zijn neus optrok en met zijn oog knipperde), donker pak - je kon je hem meteen voorstellen met de hoge witte kol van eind 19e eeuw - iemand, van wie je verwachtte een strenge Aeschylus voorgeschoteld te krijgen, en niet de flierefluiter Euripides. Diezelfde Pot leidde zijn college Menander in met een verontschuldiging aan de 'juffrouwen' onder de studenten dat er zo nu en dan wel minder fatsoenlijke taal zou opduiken. Brave Menander! We hebben bij de Pot geen letter Aristofanes te zien gekregen natuurlijk. Het gerucht deed onder studenten de ronde dat zijn vele kinderen door een deus ex machina verwekt waren.

Hij was het prototype van de filoloog, het tegendeel van een tafelspringer, droog, maar eerlijk. Ik zie hem nog zitten, met zijn Euripidesuitgave van Murray in de hand, knabbelend op ieder woord, het omdraaiend en proevend, bij voorkeur de kleinste woorden, de 'partikels', die de doorslag gaven voor de uiteindelijke beslissing over een tekstinterpretatie*. Het literaire aspect van de tekst verdween bij dat alles op de achtergrond, maar iedere keer dat ik de tekst nu lees, niet meer gehinderd door de ballast van grammatica of woordenschat, raak ik in de ban van woordkunstenaar Euripides, bijna alsof ik hem in mijn eigen moedertaal lees.

Het was de werkmethode van het aloude klassieketalenonderwijs, per aspera ad astra. Eerst door de droge filologische stof heen, om daarna de literaire vruchten te plukken. De huidige tijdgeest lijkt in het onderwijs niet meer in hetzelfde spoor te lopen, tenzij je een sportcarrière wilt uitbouwen: daar kennen ze dat nog.

Euripides' Elektra is, zoals gezegd, een eigenzinnig mens, niet echt sympathiek of moreel hoogstaand zoals de heilige Antigone. Ook niet het passieve personage van Aeschylus en Sophocles: zij werkt actief mee aan de moord op haar moeder, vastberadener dan haar broer Orestes. Ondanks de gruwel van het gebeurde worden zij toch niet gestraft en blijven zij leven, want 'de schuld ligt niet bij hen, maar bij Apollo'. Dit in tegenstelling bijv. tot de Antigone van Sophocles, waar zowat iedereen zelfmoord pleegt, ook al zijn ze moreel gezien onschuldig. Zoals u wel gemerkt hebt heb ik het niet zo op de Antigone begrepen - tenminste niet op de focus op dat godvruchtige personage die je steevast in de handboeken vindt -, ik heb mijn lessen nooit beschouwd als een ondersteuning van het vak 'Godsdienst' of 'Zedenleer'. Antigone is zoiets als de onbevlekte ontvangenis: een onbereikbaar ideaal. Als je toch een discussie op gang wilt brengen, dan lijkt de vraag, of een gewone moordenares (zoals jij of ik ;-) ongestraft kan blijven door de schuld op zoiets als 'een god' te schuiven, stevig genoeg. Ik denk trouwens dat ook Euripides die steen in de kikkerpoel heeft willen gooien.

Maar ondanks al die 'moderne' vrouwen met karakter bij Euripides, of misschien juist daardoor, blijft het maatschappijbeeld waarin de gebeurtenissen zich afspelen onthutsend. De tijd is die van het mythologische Mycene, maar de mentaliteit ongetwijfeld die van het eigentijdse Athene. Over meisjes is de macht van een vader onbetwistbaar. Stiefvader Aegisthus huwelijkt Elektra uit aan wie hij wil. Voor haarzelf hoeft hij niet te vrezen: een vrouw bezit blijkbaar geen daadkracht of initiatief om een wraakactie uit te voeren, daar hebben ze een man voor nodig. En als zij in deze standenmaatschappij wordt uitgehuwelijkt aan iemand van lage rang, is ze helemaal niets meer, want de proletariërs hebben geen macht. Ook het kind van Elektra van zo'n man betekent dus geen gevaar voor hem. Wat is nu de grote truc? De boer aan wie Elektra is uitgehuwelijkt raakt haar niet aan. Zij is dus nog ongerept, onbevlekt door de lagere stand, zij is nog maagd. Dank zij haar moreel hoogstaande boer is zij nog een waardevol item op de huwelijksmarkt en kan zij door de Dioscuren als vrouw aan Orestes' vriend gegeven worden. Eind goed, al goed.

De terminologie waarin dit door de boer verduidelijkt wordt spreekt voor zichzelf:
ἣν οὔποθ᾽ ἁνὴρ ὅδε — σύνοιδέ μοι Κύπρις —
ᾔσχυνεν εὐνῇ: παρθένος δ᾽ ἔτ᾽ ἐστὶ δή.
αἰσχύνομαι γὰρ ὀλβίων ἀνδρῶν τέκνα (45)
λαβὼν ὑβρίζειν, οὐ κατάξιος γεγώς.

'Ik heb haar nooit beschaamd in bed', 'ik vind het een schande als ik kinderen van aanzienlijke mensen zou nemen, dat is een verkrachting, omdat ik niet gelijkwaardig ben aan hen.'
Hij voegt eraan toe dat dat volgens hem een correcte maatstaf is en wie vindt dat hij een dwaas is, is zelf een dwaas.

Dit is ons cultureel erfgoed. Wij zijn van ver gekomen. En wie vindt dat ik dwaas ben om ook de aandacht te richten op de weinig lovenswaardige middenoostenaspecten van onze culturele bronnen die is ...
Zo modern was Euripides dan weer niet.
--------------------------------
* De oud-student die zich nog eens wil vermeien in de stijl van Van Pottelbergh vindt hier een artikel van zijn hand :-)