zondag 5 november 2017

Mehler & Mehler
Een kleine speurtocht met beperkte middelen




Zo zagen aankomende onderwijzers rond 1900 eruit, hier een lichting van de kweekschool van Middelburg, onder wie mijn opa. Rechts vermoedelijk de directeur, waarmee niet te spotten lijkt (misschien is het wel de roemruchte Harm de Raaf).
Zo zag, denk ik, ook Jakob Mehler eruit, met driedelig pak, horlogeketting en hoed, en misschien de erbij behorende dandyachtige wandelstok. Jakob Mehler, van wie ik een Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek vond in een 100 jaar oude boekenkast - in mijn vorig blogstukje. Tot mijn verrassing, want ik dacht dat zíjn woordenboek het Grieks Woordenboek bij Homerus was. Een ietwat oppervlakkige reactie van mijn kant, zoals gebleken is.

'Mehler' is niet één persoon, maar een tweemanschap. Eugen en Jakob. Vader en zoon.

Auteur van het Woordenboek op de gedichten van Homerus (1892) is Eugen. Hier is het relaas van zijn ongelooflijke productiviteit te vinden, waarbij hij blijkbaar niet gehinderd was door zijn Duitse afkomst bij het schrijven van Nederlandse woordenboeken. Na zijn dood in 1896 nam Jakob de zorg voor het woordenboek op zich - in het jaar waarin hij ook promoveert - en deed dat tot zijn dood in 1962. Ter gelegenheid van '100 jaar Mehler' publiceerde W.Kassies in 1992 een historiek hiervan in Hermeneus (p.252).
Jakob was een al even harde werker als zijn vader. Naast zijn full-time onderwijstaak produceerde ook hij een aantal woordenboeken en andere publicaties. Ik zie het een leraar middelbaar onderwijs nu niet meer doen.
(De rijke website Stilus van Leo Nellissen heeft de woordenboeken on-line.*)

Naast deze ietwat droge gegevens vond ik nog een petite histoire die je niet in de laudationes, hierboven aangehaald, zult terugvinden: rond 1860 was de latere dominee Herman de Lang leerling van Eugen op het gymnasium van Brielle. In zijn memoires roddelt hij er gezellig op los over Mehler en het Woordenboek:

Het onderwijs van den conrector, dr. Mehler, liet veel te wenschen over. Grondig Duitsch – al was hij zelf een Duitscher van afkomst – heb ik niet geleerd. Gelukkig dat wij later voor onze theologie zooveel Duitsch moesten lezen. En ook Grieksch heb ik slecht van hem geleerd. Mehler was toen bezig met de uitgaaf van zijn Grieksch Woordenboek. Daarvoor zat hij proeven te corrigeeren onder het rooken van een manilla-sigaartje. Wij mochten de proeven wel naar de post brengen en kregen dan zoo’n sigaartje. Aan een Grieksch Woordenboek was toenmaals behoefte; Mehler wist dat dr. A.H.G.P. van den Es, de latere amsterdamsche rector, ook aan een bezig was; dus dat was concurreeren wie ’t eerst klaar was. Ze zijn, meen ik, ongeveer te gelijker tijd verschenen. Dat van dr. van den Es heeft wel het meeste succes gehad van de twee. Mehler was een kundig man, maar ik verbeeld mij dat hij weinig met zijn ziel bij zijn onderwijs was. Misschien heeft daartoe wel bijgedragen, dat zijn hart te veel bij de vrijerij was. Hij was een jong knap Joodje, steeds keurig gekleed en volkomen gentleman-like in zijn manieren. Hij verliefde op een mooi Brielsch meisje, juffrouw Leonora van der Wissel, met wie hij dan ook getrouwd is. Maar hij moest eerst “Christen” worden. Juffr v.d. W. was Luthersch, en zoo werd dan Mehler gechristianiseerd door de Meijere, toen Luthersch predikant in den Briel. (-)  Hoe dit zij, wij jongens hadden er oolijk pret in, dat Mehler – die alleen om Juffr v.d. W. “overging” en geestelijk de Meijere maken en breken kon – bij dezen “catechiseerde”. Wij spraken er met spot over, maar… hadden toch wel zooveel ontzag voor Mehler, dat wij dit niet lieten merken. Zij zijn getrouwd en spoedig daarop volgde zijn benoeming tot conrector te Sneek. Het Woordenboek was toen nog niet af. (Later is Mehler rector te Zwolle geworden).

Leuk is het ook om hier de testamenten van de jonggehuwden te vermelden, gewoon omdat het kan: in het Streekarchief Voorne-Putten zijn ze te vinden. Contracten, afgesloten op een verschillende datum en met een licht verschillende formulering. Of daar ook een histoire aan vast hangt zullen we wel nooit te weten komen :) Het huwelijk was vruchtbaar: vijf jongens en één ervan was dus Jakob.

In de decennia rond de eeuwwisseling werd er lustig gewoordenboekt, zoals duidelijk wordt in het relaas van de dominee. Een blik op de pagina naslagwerken in Stilus zegt genoeg. Het betreft meestal tweede of derde drukken, dus als je terugrekent naar de eerste druk kom je gemakkelijk vóór 1900 uit. Het lijkt voor een verwende internetgebruiker, die de superieure zoekfuncties van Google gewoon is, een raadsel hoe die 19e-eeuwers hun materiaal bijeengekregen hebben, zonder een auto waar ze snel even in konden springen om naar de 'analoge' universiteitsbibliotheek te rijden. Zij zochten hun bronnen op met paard en koets of met de trein. De eerste commerciële schrijfmachine van Remington dateert van 1873. We kunnen dus geredelijk aannemen dat de auteurs hun kopij nog met de hand geschreven indienden, zeker het Grieks, met al zijn diakritische tekens.

Bewondering is op zijn plaats, niet in het minst voor hun nauwkeurigheid bij het verwerken van de 'data' in de ruimte waar die opgeslagen waren: hun geheugen. Natuurlijk vonden ze het warm water niet uit: ze konden teruggrijpen naar voorgangers, met name de Duitse 'Altphilologen', die aan de top stonden in Europa. Maar verrassend voor - alweer - iemand in deze tijd van superieure communicatie is de stunteligheid waarmee de gebruiker van de woordenboeken behandeld wordt. Je zult geen jaartal van uitgave vinden, wat wij nu gewoon vinden, alleen dat het gaat om een eerste, tweede, etc. druk. En de ronduit onduidelijke berichtgeving in de voorwoorden vertelt ons dat dat iets is wat de samensteller niet interesseerde, want iemand die een woordenboek maakt kan toch niet zo'n uil zijn als de hiernaast staande tekst op het eerste zicht doet vermoeden.

Hierboven dus de voorwoordbladzijde van Montijns Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek (erop klikken maakt het leesbaar). Ik had in het begin wat moeite met het eerste voorwoord. De persoon die ondertekent met De Schrijver is Montijn. Hij vermeldt netjes zijn bron, een Duitser, die niet die Duitser is die hij eerst uitgebreid introduceert, maar een andere Duitser. In zijn tekst heeft hij om onverklaarbare redenen één afkorting gebruikt, waar nog ruimte genoeg was voor het hele woord. Namelijk Dl. Ik ben niet zo snel van begrip en het duurde even voor ik door had dat dit 'Deel' moest zijn. Maar daarmee was ik er nog niet. Het bleek dat er verschillende 1e Delen bedoeld worden. Het eerste 1e Dl is van de eerste Duitser, het tweede en derde 1e Dl is van Montijn en telkens gaat het dan over een Latijnsch-EigenTaal Woordenboek. Dat Montijn later nog wenst uit te breiden. Het 2e Dl, het boek dat voor u ligt, krijgt een halve regel. ;-)

Wanneer is de eerste druk te situeren? Zeker vóór 1896. Dat weet ik dank zij het tweede voorwoord. Daar komt vanuit het niets de naam Mehler te voorschijn. 'De gelegenheid, het wat bij te werken, heeft Dr. Mehler niet meer mogen beleven'. Eugen Mehler stierf in 1896, voordat De Bewerker (H. Vroom) aan de tweede druk begon. Dat Mehler hier genoemd wordt in een voorwoord bij andermans woordenboek is verwarrend voor de toevallige gebruiker van het boek (de naam van de samensteller valt weer niet, nl. Montijn), maar voor insiders waarschijnlijk logisch: Eugen heeft een tijdlang in Sneek gewoond, waar Jakob geboren is, en daar was ook een uitgever gevestigd, Druten, die woordenboeken uitgaf, o.a. Mehler en Montijn. Die twee hebben elkaar ongetwijfeld gekend.
(20/11 Een eenvoudiger verklaring voor de naam Mehler hier: het is misschien gewoon een vergissing, en is er Montijn bedoeld. Die naam begint ook met een M ;-) Wie zal het zeggen? Ook Leo Nellissen kon mij niet meer vertellen.)

En wanneer begon Vroom aan de tweede druk? Dat moet vóór 1912 zijn geweest, want anders zou hij niet geschreven hebben: 'Daar echter wegens gebrek aan Nederl.-Latijnsche woordenboeken een tweede uitgave dringend geëischt werd, etc.', want in 1912 publiceerde Jakob Mehler zijn
Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek. Dat ik een pareltje vind. Maar laten we het hier voorlopig bij laten.

(Voorlopig, want over die 'crisistoeslag' valt nog iets te vertellen.)


 ------------------------------------------------------------------
*
Grieks:https://ia902305.us.archive.org/21/items/MehlerHomeros1937/mehler%20homeros%201937.pdf
Latijn:https://ia601401.us.archive.org/11/items/Mehler1916/Mehler-1916.pdf

vrijdag 13 oktober 2017

De nulvariant


Soms ga ik in Amsterdam babysitten. Dat is: een paar nachten blijven slapen, de kleindochter naar haar schooltje aan de Amstel brengen en haar daar ook weer ophalen. De tijd daartussen is het altijd kiezen: wat ga ik nu weer bezoeken? Het openbaar vervoer in Amsterdam is uitstekend. Ik stond dus al snel op het Spui en in de boekhandel waar ze het nog aandurven een ruimte aan de klassieke oudheid toe te wijzen. Een beetje een achterafje, dat wel, maar groot genoeg om er een half uur door te brengen. Om dan weer buiten te stappen in een nulvariant.

Dat laatste leerde ik uit het boek dat ik er kocht, met de toepasselijke naam 'Achteraf'. Dat, voor de duidelijkheid, vóóraan in de winkel lag. De verzamelde columns van Karel van het Reve. Waarmee een nulvariant het licht zag: er gebeurde niet wat in de lijn van de verwachtingen lag. Ik had, true to type, namelijk een boek over de klassieken mee moeten nemen, uit dat achterafje. (1)

Die tweewekelijkse stukjes van Reve in het Parool, van 1988 tot 1996, scherp, intelligent en fijn ironisch geschreven, heeft hij zelf nog gebundeld. Je kunt er een Homerus I en een Homerus II tussen vinden, naast titels als 'In broek gepist' en 'Isolatie', en nog 140 andere, maar ook daar komen Ilias en Odyssee geregeld bovendrijven. Voor Reve is literatuur iets tegenwoordigs. Als een associatie opduikt onderzoekt hij die, ook als de bron een kleine 3000 jaar oud is. Het is een verademing om Reve 'gewoon' over Homerus te horen praten, zonder de verontschuldiging dat hij het over een oude draak heeft. Dat kom je tegenwoordig niet meer tegen (maar ik lees misschien niet genoeg kranten).

Bij nader inzien was mijn keuze voor Karel van het Reve en zijn 'Achteraf' dan toch geen echte nulvariant :-)

Nu is er sindsdien iets gebeurd dat patafysisch gemakkelijk te vatten valt, maar verder ook niet. Een aantal elementen die zich aan mijn brein opdrongen als in een betekenisvolle samenhang, terwijl ik wist dat dit flauwekul was - het ging gewoon als volgt.



Ik volg een cursus Russisch in een schoolgebouw dat dateert van de 19e eeuw. Dit jaar kregen we een lokaal toegewezen dat er navenant uitziet (minus de computers en de nieuwe banken). Tot mijn blijde verrassing ontbrak er in de kastenwand één ruit (de deuren zijn met een hangslotje afgesloten), waar zich de Griekse en de Latijnse boeken bevinden. Leren ruggen, gemarmerde kaften, wetenschappelijke uitgaven met kritisch apparaat, vergeeld en versleten en onder het stof. Decennialang niet meer aangeraakt - tot ík er passeerde en een heerlijke vondst deed: het 'Nederlandsch-Latijnsch Woordenboek' van J. Mehler. Nu kent iedere classicus en gymnasiast wel dé Mehler, maar dat is zijn 'Woordenboek op de gedichten van Homeros'. En zo kwam Karel van het Reve terug:

In mijn vrije tijd lees ik Homerus. Het gaat nog steeds heel moeizaam, hoewel ik als kind vijf jaar lang onderwijs heb gehad in het Grieks. Maar toen heb ik, zoals dat gaat, heel slecht opgelet. En het lijkt wel of ik dat slechte opletten nooit meer heb afgeleerd, want sommige woorden heb ik het afgelopen jaar misschien wel dertig keer opgezocht in het onvolprezen Homerus-woordenboek van Mehler, en ik ken ze nog steeds niet. (-) In het begin deed ik een dag over een bladzijde, nu doe ik er een uur over. (Achteraf, Homerus I, p.174)

En om de patafysische cirkel rond te maken: wat was Karel van het Reve van beroep? Juist. Hoogleraar Russische taal- en letterkunde. Dat kan toch geen toeval zijn ;-) ?

(Over Mehler ben ik sindsdien heel wat te weten gekomen, maar dat is voor een volgend stukje.)

----------------------------------------------------------------------------
(1) "Bij voorbeeld aan het eind van een doktersroman is het Kerstmis. Het sneeuwt en de kerkklokken luiden. Maar de verpleegster en de dokter krijgen elkaar niet." p.190

donderdag 6 april 2017

Ultra veritatem - falso ac vere



Wat ze in het Engels 'post-truth' noemen is door de Oxford Dictionary gekozen tot het woord van 2016. De Nederlandse vertaling, 'de waarheid voorbij', vind ik de meest adequate. Een klein regenwoud aan papier is sindsdien versleten aan ernstige 'duidingen' van het begrip. Ik houd u niet tegen om het allemaal te lezen, van mijn kant blijf ik liever bij het lichtere genre. Alvast bij het verzinnen van een Latijns etiket. Zie boven.

Boven ziet u dan natuurlijk ook dat ik er enkele woorden aan vastgeplakt heb (voor niet-latinisten: er staat 'Voorbij de waarheid - vals en echt'). Want het is natuurlijk zo dat een onwaarheid 'vals' kan zijn, of 'echt'. Niet? Laten we ons iemand voorstellen die een mededeling doet. Ik ontvang die mededeling en zeg bij mezelf: dat is niet waar. Ik ben daar tamelijk zeker van. Wat is de volgende gedachte die zich dan opdringt? De vraag of die persoon bewust gelogen heeft, of of hij denkt dat het waar is wat hij zegt. In het eerste geval is hij 'vals' bezig en vertelt een leugen, in het tweede geval is hij eigenlijk oprecht en is het woord 'onwaarheid' correcter. Wat nu eventueel kan volgen is een moreel oordeel over de spreker - het is een situatie die ieder van ons kent.

Maar neem nou Wikipedia.

Die hebben een mooie pagina over de dichter Ovidius. Alles wat er te weten valt staat erin, tot en met zijn verbanning naar Tomi aan de Zwarte Zee en zijn dood daar. En dan komen we bij puntje 4, 'His death'. Kijk zelf:



('Dat Ovidius in Tomi gestorven zou zijn is een fout gegeven, hij is namelijk eerst verbannen naar Wenen en dan naar Britannië, waar hij vermoedelijk gestorven is.')

U kunt van mij aannemen dat de eerste zin in kringen van classici op hoongelach onthaald wordt, als ze zich verwaardigen Wikipedia te lezen. Maar het staat er toch maar. Op een sociaal medium. En waar haalt die schrijver dat? Want rond het jaar 17 was Wenen slechts een Romeins fort aan de Donau, als wachtpost tegen de Germanen, en Britannia werd pas in 43 na Christus veroverd, dus een verbanning daarheen kan alleen een Belg verzinnen (u weet wel, de surrealist in ons).

Het is sinds kort een thread op Twitter. En de classicus die de post geplaatst heeft is tamelijk snel met een antwoord gekomen. Blijkt dat de wikipediaschrijver het gegeven (van Wenen en zo) in een eerbiedwaardige publicatie van een zekere Ziolkowski gevonden heeft, daarbij niet in de gaten hebbend dat die meneer Ziolkowski een fictieboek besprak, van een ander, over Ovidius. Laten we maar aannemen dat hij wat verstrooid, of vermoeid was of een dilettant op het gebied van de klassieke oudheid. Dat hij dus een onwaarheid vertelde zonder het te weten.  That's Wikipedia for you.

Van belang is hier dat er iemand, met kennis van zaken, opzoekingswerk doet, de fout ontdekt en de waarheid in al zijn volle glorie herstelt. (Al is 'waarheid' in de oudheidkunde wel een ietwat losser begrip dan in de exacte wetenschappen).

Daarom waren ze in Europa zo blij met de zeventien delen Commentarii van de geleerde monnik Giovanni Nanni in 1498. Tekstkritiek en bronnenonderzoek hadden dank zij zijn voorganger Angelo Poliziano het licht gezien en heel wat gecanoniseerde teksten waren gedegradeerd naar de status van secundaire bron. Ook de historische betrouwbaarheid van sommige bijbelteksten werd in twijfel getrokken. Nanni, een autoriteit, had de hand weten te leggen op materiaal van zeer antieke schrijvers dat tot dan toe onbekend was geweest en het was sensationeel, want er waren beschrijvingen bij van gebeurtenissen waarbij het Joodse volk betrokken was geweest. De Commentarii herstelden de in twijfel getrokken bijbelpassages weer naar de status van echtheid. Immers, Nanni's principe was: primaire bronnen zijn betrouwbaarder dan secundaire. (Mijn bron hier is Jona Lendering*;-)

"Als iets te mooi is om waar te zijn, is het meestal ook niet waar. Er kwam al snel kritiek op Nanni, die wel érg veel teksten had ontdekt, die alle de betrouwbaarheid van de Bijbel bevestigden." Zo zouden de 10 verloren stammen van Israël verhuisd zijn naar Spanje, Noach zou koning geweest zijn van Italië (hij heette toen wel Janus) en nog veel meer moois :-) Nanni bleek een sterk wikipediagehalte te hebben.  "De consensus was uiteindelijk dat de Italiaanse geleerde een vrome vervalser was geweest, die had geprobeerd de Bijbel als historische bron te redden door de waarheid te liegen." Die laatste formulering vind ik charmant. Er is een moreel conflict, maar Nanni bedoelde het wél goed. Toch, vergeleken met onze wikipediapersoon, zit hij een stadium verder: hij deed het met opzet. Hij was dus een gewone leugenaar.

Goed, we hebben nu de twee categorieën gehad en beide post-truthers hebben het label gekregen dat ze verdienden. Maar toch sluit ik de boeken niet, want er bestaat nog een ander, bijzonder slag ultraveri, die meestal snel ontmaskerd worden, maar hardnekkige recidivisten blijken te zijn. Hun seizoensgebonden optreden kan zelfs op begrip rekenen.

Neem bijvoorbeeld de Geneefse geleerde prof. Paul Schubert, papyroloog.
Ruim een week geleden kwam hij met de sensationele bekendmaking dat het tweede boek van Aristoteles' Poetica ontdekt was (ook bekend uit 'De naam van de roos' van Umberto Eco). "Scoop: une lacune béante dans notre connaissance de la pensée d’Aristote est enfin comblée grâce à un manuscrit retrouvé dans la bibliothèque d’un monastère grec." Het werd gevonden op Kreta in het klooster van de heilige Paulus Apatelios. Twee avontuurlijke geleerden deden de ontdekking: Kassandra Immerwahr en Rainer Lügner. Dezelfden die in 2008 al een ongelooflijke vondst gedaan hadden: een stuk van de legendarische 'windzak' die o.a. door de geograaf Strabo (64 v.C-24 n.C.) vermeld wordt. Maar ik ga niet het hele artikel overlopen, zie de link hierboven ;-)

U hebt ongetwijfeld door waar het ultra veritatem in dit relaas te vinden is, maar voor sommigen kan mijn verklarende noot** onderaan misschien toch nuttig zijn. Ik geef er een link waarmee u nog andere van dit soort hardnekkige seizoensbedriegers kunt aantreffen.

-----------------------------------------------------

* 'De klad in de klassieken' door Jona Lendering (Athenaeum). Een boeiend geschreven boek met een schat aan informatie. Nanni is te vinden op p.29.
** Volgens Paul Schubert verklaart Aristoteles in de tekst 'qu’il convient maintenant de procéder au nettoyage [katharsis !] des poissons'. Een nieuwe hint, na Apatelios (bedrieger), Kassandra Immerwahr (Kassandra, wier voorspellingen nooit geloofd zouden worden, heet Altijdwaar) en Rainer Lügner (zuivere leugenaar). Schubert bedoelt natuurlijk de poisson d'avril, de aprilgrap. En die windzak: in de Odyssee geeft de god Aeolus een zak aan Odysseus, gevuld met al de stormwinden, die hij beter niet openmaakt. Maar je weet hoe matrozen zijn...
Andere grapjassen - disclaimer: het speelt zich wel af onder classici, misschien niet uw ideale opvatting van aprilgrappen - vind je hier.